Direct naar content gaan

Samenvatting

Onderwerp van deze procedure is de fiscale eenheid voor de omzetbelasting. X BV is één van de drie 100%-dochters van een holding. Deze holding voert de directie over de drie dochtermaatschappijen, in verband waarmee zij van elk van hen een managementvergoeding ontvangt. Met beide andere dochters vormt de holding een fiscale eenheid. X BV is hierin niet gevoegd, haars inziens ten onrechte.
De procedure spitst zich toe op de vraag of X BV in economisch opzicht voldoende nauw verbonden is met de fiscale eenheid om ook daarvan deel uit te maken. Tussen partijen is niet in geschil dat aan de overige (materiële) voorwaarden voor de vaststelling van een fiscale eenheid - de verbondenheid in financieel en organisatorisch opzicht - is voldaan.
X BV levert tegen vergoeding warmte, koude, elektriciteit en gekoeld water aan winkels in een winkelcentrum waar ook een tot de fiscale eenheid behorende supermarkt gevestigd is en aan de boven het winkelcentrum gelegen appartementen. De fiscale eenheid is met circa 22% van X BV’s omzet haar grootste afnemer. De fiscale eenheid en X BV hebben enige klanten gezamenlijk (door X BV berekend op 3,3%).
Rechtbank Arnhem heeft geoordeeld dat de tussen X BV en de fiscale eenheid vastgestelde economische verwevenheid ter grootte van maximaal 25,3% niet voldoende is om X BV tot de fiscale eenheid te kunnen rekenen. Tegen deze uitspraak heeft X BV sprongcassatie ingesteld.
De Hoge Raad overweegt dat in het onderhavige geval waarin een holding alle aandelen bezit van een of meer vennootschappen (werkmaatschappijen) en elk van deze vennootschappen tegen een overeengekomen vergoeding bestuurt, en voorts tussen de werkmaatschappijen onderling niet verwaarloosbare economische betrekkingen bestaan, sprake is van nauwe verbondenheid in economisch opzicht in de zin van de regeling van de fiscale eenheid. Daaraan doet niet af dat de werkmaatschappijen in meer of minder belangrijke mate goederen leveren aan of diensten verrichten jegens derden. Het oordeel van de Rechtbank is daarom onjuist.
Het cassatieberoep van X BV wordt gegrond verklaard. Anders A-G van Hilten.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
HR
Datum instantie
11 oktober 2013
Rolnummer
11/05105
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:837
bwbr0002629&artikel=7&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina