Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X heeft middels een WOB-verzoek om verstrekking gevraagd van alle grondstaffels die worden gehanteerd ter vaststelling van de WOZ-waarden van woningen in het gebied van het samenwerkingsverband van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, De Ronde Venen, Ouder-Amstel en Uithoorn.

De Heffingsambtenaar van de gemeente Amstelland heeft dit afgewezen en het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Rechtbank Amsterdam heeft het door X daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

X heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. De Heffingsambtenaar heeft aan de afwijzing van het verzoek primair ten grondslag gelegd dat de gevraagde gegevens onder de reikwijdte van artikel 40 Wet WOZ vallen. Dit artikel, dat een lex specialis is ten opzichte van de WOB, staat aan verstrekking van de gegevens in de weg, aldus de Heffingsambtenaar. X betoogt dat een grondstaffel niet op een specifieke onroerende zaak ziet. Door verstrekking van de grondstaffels wordt geen privacygevoelige informatie openbaar gemaakt. De beperkte openbaarmakingsregeling van artikel 40 Wet WOZ, die blijkens de memorie van toelichting bij deze wet (Kamerstukken II 1992/93, 22 885, 3) slechts ter bescherming van die informatie geldt, is derhalve niet van toepassing, aldus X.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) geeft X echter geen gelijk. Zoals de ABRvS eerder heeft overwogen (onder meer ABRvS 23 december 2015, 201502882/1/A3, ECLI:NL:RVS:2015:3918), bevat artikel 40 Wet WOZ een bijzondere regeling voor openbaarmaking met een uitputtend karakter, die de bepalingen van de WOB opzij zet. Blijkens de memorie van toelichting bij de Wet WOZ heeft de wetgever met deze bepaling een toegesneden regeling willen treffen inzake openbaarmaking en geheimhouding van voor de waardebepaling van onroerende zaken van belang zijnde gegevens. Daarbij heeft de wetgever getracht een evenwicht te vinden tussen het belang van degene jegens wie een beschikking is genomen om de waardebepaling van de eigen onroerende zaak te kunnen controleren en het belang van geheimhouding van gegevens over een niet aan hem toe te rekenen object. De Rechtbank heeft met juistheid overwogen dat grondstaffels voor de waardebepaling van onroerende zaken van belang zijnde gegevens zijn en iedere grondstaffel aan een specifieke onroerende zaak is gekoppeld. De omstandigheid dat voor vergelijkbare onroerende zaken eenzelfde grondstaffel kan gelden, doet daaraan niet af. Gelet hierop dient het verzoek van X te worden beoordeeld aan de hand van artikel 40 Wet WOZ. De WOB is derhalve niet van toepassing.

Het hoger beroep is ongegrond.

Een verzoek op grond van de WOB is tegenwoordig een steeds vaker gebruikt instrument om achter overheidsinformatie te komen, zoals mogelijk ongepubliceerd beleid. Zie bijvoorbeeld recente besluiten over het aantal opgelegde vergrijpboeten of over het onbelast afboeken van een rekening-courantschuld aan de dga. In de WOB is een ruime regeling gegeven voor het openbaar maken van informatie over bestuurlijke aangelegenheden. Deze regeling is beperkt door een aantal specifiek in deze wet genoemde gronden, waaronder de persoonlijke levenssfeer.

Bij een verzoek tot openbaarmaking van gegevens die betrekking hebben op waarderingen van onroerende zaken op grond van de WOZ stuit een dergelijk verzoek echter af op artikel 40 Wet WOZ, dat een bijzondere regeling voor openbaarmaking geeft. De rechtspraak van de Raad van State (hierna: RvS) is op dit punt vast. Ik verwijs naar zijn eerdere uitspraak van 23 december 2015. De RvS oordeelt daarin, net als in de onderhavige zaak, dat de regeling van de Wet WOZ een lex specialis is ten opzichte van de WOB. Aangezien in artikel 40 Wet WOZ naar de toenmalige wettekst een beperkte openbaarmaking is geregeld die geheimhouding van persoonlijke gegevens van belastingplichtigen waarborgt, gaat deze regeling voor de WOB en worden de gevraagde gegevens niet verstrekt. Eenzelfde specifieke bepaling die een verzoek op grond van de WOB kan stuiten, is de geheimhoudingsbepaling in artikel 67 AWR.   

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Raad van State
Datum instantie
15 november 2016
Rolnummer
201600879/1/A3
ECLI
ECLI:NL:RVS:2016:3022
Auteur(s)
Jeannette van der Vegt
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2017/0555
Aflevering
16 maart 2017
Judoreg
NFB338
bwbr0007119&artikel=40

Naar de bovenkant van de pagina