Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak heeft Rechtbank Amsterdam de vergoeding voor kosten van beroepsmatig verleende bijstand vastgesteld op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor van 1).

X klaagt in hoger beroep dat de Rechtbank ten onrechte niet de vanaf 1 juli 2021 voor de beroepsfase geldende puntwaarde van € 748 heeft gehanteerd, maar het (daarvoor geldende) tarief van € 534 per punt.

Dit betoog slaagt.

Hof Amsterdam toetst de toegekende vergoeding evenwel volledig en niet marginaal. Deze (volledige) toets betreft naast de te hanteren puntwaarde ook de zwaarte van de zaak. Gelet op de geringe complexiteit van de zaak in beroep en de daarmee verband houdende geringe werkbelasting van de rechtsbijstandverlener gaat het Hof voor de zwaarte van de zaak in beroep, anders dan de Rechtbank, uit van een wegingsfactor van 0,5.

Dit leidt tot een kostenvergoeding voor het beroep van € 837 (2 × € 837 × 0,5). Dit is lager dan het door de Rechtbank toegekende bedrag. Het door de Rechtbank toegekende bedrag van € 1.068 geldt echter als minimum (verbod van reformatio in peius). De vergoeding wordt derhalve niet verlaagd.

Het hoger beroep van X is ongegrond. De uitspraak van de Rechtbank wordt, met verbetering van gronden, bevestigd.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
niet bekend
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
14 februari 2023
Rolnummer
21/01819
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:468
NLF-nummer
NLF 2023/0578
Aflevering
16 maart 2023

Naar de bovenkant van de pagina