Direct naar content gaan

Samenvatting

Het gaat in deze zaak om de aansprakelijkstelling op grond van artikel 36 IW 1990 van X (belanghebbende; een bestuurder van een coöperatie) voor bedragen die deze coöperatie is verschuldigd op grond van aan haar opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting en daarbij gegeven beschikkingen. X heeft onder meer bezwaren ingebracht tegen de hoogte van het bedrag van de belasting waarvoor hij aansprakelijk is gesteld.

Blijkens het in de uitspraak van Hof Den Haag aangehaalde verslag van een bij de coöperatie ingesteld boekenonderzoek heeft de Inspecteur tijdens dat onderzoek tot de administratie van de coöperatie te rekenen bescheiden ingezien. Het gaat onder meer om bankafschriften, waarvan de Inspecteur kopieën bij de bank heeft opgevraagd, en kassabonnen, aan de hand van welke bescheiden de Inspecteur correcties heeft vastgesteld. X heeft de Ontvanger (tevergeefs) verzocht hem inzage te geven in deze bescheiden, zodat hij aan de hand daarvan de juistheid van de naheffingsaanslagen kan beoordelen en zo nodig de hoogte van de aansprakelijkstelling kan bestrijden.

Voor het Hof heeft X erover geklaagd dat deze informatie hem is onthouden, maar volgens het Hof hoefde de Ontvanger aan X geen inzage te geven.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond.

In een geval als het onderhavige – een geschil over een aansprakelijkstelling – kunnen de geschilpunten zowel betrekking hebben op de aansprakelijkheid van de belanghebbende als op de omvang van de belastingschuld waarvoor hij aansprakelijk is gesteld. Daarom is de Ontvanger in een geval waarin (ook) de omvang van de belastingschuld waarvoor de belanghebbende aansprakelijk is gesteld ter discussie staat, gehouden om aan de bestuursrechter ook de stukken over te leggen die aan de Inspecteur ter beschikking staan of hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van een of meer geschilpunten met betrekking tot de omvang van de desbetreffende belastingschuld.

Het andersluidende oordeel van het Hof geeft daarom blijk van een onjuiste rechtsopvatting, aldus de Hoge Raad.

De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam.

Een aansprakelijkgestelde kan zich verweren tegen een beschikking aansprakelijkstelling door bezwaar in te dienen. Dat bezwaar kan zowel gericht zijn tegen het feit dat hij aansprakelijk is als tegen de aan de beschikking aansprakelijkstelling ten grondslag liggende belastingaanslag(en). Daarbij is het bezwaar tegen de belastingaanslagen beperkt tot het deel waarvoor hij aansprakelijk is gesteld én voor zover het bezwaar geen betrekking heeft op feiten en omstandigheden die van belang zijn geweest bij de vaststelling van een belastingaanslag en ter zake waarvan een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is gedaan.

Informatieverplichting

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2010-2013
Instantie
HR
Datum instantie
26 juni 2020
Rolnummer
19/00062
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1107
Auteur(s)
J.H.P.M. Raaijmakers
Raaijmakers Belastingadvies en Educatie
NLF-nummer
NLF 2020/1501
Aflevering
2 juli 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3542
bwbr0004770&artikel=36,bwbr0004770&artikel=36,bwbr0004770&artikel=49&lid=6,bwbr0004770&artikel=49&lid=6,bwbr0005537&artikel=8:42,bwbr0005537&artikel=8:42&lid=1,bwbr0005537&artikel=8:42

Naar de bovenkant van de pagina