Direct naar content gaan

Samenvatting

A-G IJzerman heeft conclusie genomen naar aanleiding van het beroep in cassatie van XY (belanghebbenden), tegen de uitspraak van Hof Den Haag 13 juli 2016, 15/00833 en 15/00835 (niet gepubliceerd).

Deze procedure maakt deel uit van een cluster van zeven verwante zaken waarin A-G IJzerman conclusie heeft genomen. Bij die conclusies behoort een gemeenschappelijke bijlage (ECLI:NL:PHR:2017:1081, NLF 2017/2783, met noot van Berns). Alle zaken hebben gemeen dat zij, op enigerlei wijze, zien op de vraag of bepaalde fysieke stukken of computerbestanden zijn aan te merken als ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’.

In de onderhavige procedure speelt met name in hoeverre de bestuursrechter/belastingrechter ook op eigen initiatief moet nagaan of door de Inspecteur inderdaad alle op de zaak betrekking hebbende stukken, als bedoeld in artikel 8:42, lid 1, Awb, zijn overgelegd.

XY (belanghebbenden) zijn in bezwaren opgekomen tegen beslissingen en mededelingen van de Belastingdienst die voortvloeien uit respectievelijk verband houden met statusveranderingen die ten aanzien van hen in de bestanden van de Belastingdienst zijn doorgevoerd. Zij hebben voorts ingebrekestellingen en dwangsomverzoeken ingediend omdat de Belastingdienst niet tijdig op hun bezwaren heeft beslist. De Inspecteur heeft alle bezwaren en dwangsomverzoeken afgewezen.

In hoger beroep zijn XY op alle punten in het ongelijk gesteld door Hof Den Haag (15/00833 en 15/00835, niet gepubliceerd).

XY hebben in cassatie voor het eerst een beroep gedaan op schending van artikel 8:42 en 8:45 Awb. Volgens de A-G is dat echter niet mogelijk. De toepassing hiervan vergt immers een vaststelling of waardering van feiten, die bij de feitenrechter (nog) niet heeft plaatsgevonden.
De A-G merkt op dat uit de parlementaire geschiedenis van artikel 8:42 Awb noch uit de ter zake gewezen jurisprudentie kan worden afgeleid dat het behoort tot de taak van de belastingrechter/bestuursrechter om op eigen initiatief, ook zonder dat daarover is geklaagd, na te gaan of de Inspecteur inderdaad alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Volgens de A-G geldt rechtens een dergelijke rechterlijke verplichting niet.

Ook de overige cassatiemiddelen slagen volgens de A-G niet.

Conclusie: het cassatieberoep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2010-2013
Instantie
A-G
Datum instantie
25 september 2017
Rolnummer
16/04325
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:1001
Auteur(s)
mr. J. Berns
FT-advocaten
NLF-nummer
NLF 2017/2784
Aflevering
30 november 2017
bwbr0005537&artikel=8:42,bwbr0005537&artikel=8:45

Naar de bovenkant van de pagina