Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten(2)
  • Jurisprudentie(56)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een man heeft op 28 januari 2011 een appartementsrecht gekocht in Amsterdam voor een koopprijs van 415.000 euro. Het appartementsrecht is aan de man geleverd op dinsdag 14 juni 2011. In verband met de levering is overdrachtsbelasting voldaan naar een tarief van 6%.
Bij persbericht van 1 juli 2011 is bekend gemaakt dat het kabinet ter bevordering van het eigenwoningbezit en om het vertrouwen in de woningmarkt te versterken heeft besloten dat het tarief van de overdrachtsbelasting voor woningen voor een periode die ingaat op 15 juni 2011 wordt verlaagd van zes naar twee percent. Dit is later wettelijk vastgelegd door toevoeging van een tweede lid aan artikel 14 WBR. Deze wetswijziging is op 1 januari 2012 in werking getreden en werkt terug tot en met 15 juni 2011.
De man bepleit toepassing van het tarief van 2%. Volgens de man is de beperking van de terugwerkende kracht tot 15 juni 2011 in strijd met het gelijkheidsbeginsel zoals dat is neergelegd in internationale verdragen. Reden hiervoor is dat de wetgever hen die vanaf 15 juni 2011 maar vóór 1 juli 2011 (publicatie Besluit en persbericht), althans vóór 17 juni 2011 (uitlatingen door minister-president Rutte op een persconferentie) een woning hebben verkregen, zonder enige rechtvaardiging bevoordeelt ten opzichte van hen die vóór 15 juni 2011 een woning hebben verkregen.
Rechtbank Haarlem heeft geoordeeld dat de wetgever de wijziging van artikel 14 van de WBR heeft kunnen laten terugwerken tot en met 15 juni 2011 zonder het verbod van discriminatie te schenden.
De man heeft tegen deze uitspraak sprongcassatieberoep ingesteld.
Volgens de Hoge Raad heeft de Rechtbank terecht vooropgesteld dat het de wetgever in beginsel vrij staat een lastenverlichting door te voeren en de ingangsdatum daarvan te bepalen, ook als daarbij sprake is van terugwerkende kracht.
De keuze voor terugwerkende kracht tot 15 juni 2011 en niet niet tot 17 juni 2011, de dag waarop minister-president Rutte uitlatingen deed, is in het persbericht noch tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2012 toegelicht. Hoewel een dergelijke toelichting de voorkeur had verdiend, brengt het ontbreken daarvan niet mee dat sprake is van discriminatie, aldus de Hoge Raad.
Al met al oordeelt de Hoge Raad dat het verbod van discriminatie niet zo ver gaat dat de wetgever gehouden zou zijn nog verdere terugwerkende kracht te verlenen.
De Rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat geen sprake is van een schending van artikel 14 EVRM of van artikel 26 IVBPR. Van een schending van artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM is evenmin sprake.
Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard. Conform A-G Wattel.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2011
Instantie
HR
Datum instantie
14 juni 2013
Rolnummer
12/03630
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:BZ7857
bwbid=bwbr0&artikel=14

Naar de bovenkant van de pagina