Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft een lening aangetrokken van haar London Branch. De London Branch is een met X verbonden lichaam in de zin van artikel 10a, lid 4, Wet VpB 1969. X heeft met deze lening besmette rechtshandelingen verricht in de zin van artikel 10a, lid 1, Wet VpB 1969. De lening is door de London Branch extern aangetrokken. Hof Amsterdam geeft twee belangrijkste rechtsoordelen:

1. Op grond van de parlementaire behandeling is het Hof Amsterdam van mening dat voor situaties waarin er sprake is van voldoende parallelliteit tussen de interne en de externe financiering, de dubbele zakelijkheidstoets één toets wordt. Parallelliteit ligt naar het mening van Hof Amsterdam dan ook besloten in artikel 10a, lid 3, onderdeel a, Wet VpB 1969. Als bewijs van parallelliteit tussen de interne lening en de externe lening heeft X gewezen op een verklaring van een trader. De inspecteur is niet gemotiveerd op de verklaring van de trader ingegaan. Het Hof constateert daarom dat het voldoende aannemelijk is te achten dat er sprake is van parallelliteit tussen de interne en de externe lening.

2. Hof Amsterdam oordeelt ten slot dat de tegenbewijsmogelijk voor de inspecteur ex artikel 10a, lid 3, onderdeel b, Wet VpB 1969 (‘behoudens enz’) niet doorwerkt naar artikel 10a, lid 3, onderdeel a, Wet VpB 1969. Met andere woorden: de tegenbewijsmogelijkheid die de inspecteur heeft in het kader van de compenserende heffingstoets werkt niet door naar de dubbele zakelijkheidstoets.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2008
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
9 juni 2016
Rolnummer
13/00794
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:2218
bwbr0002672&artikel=10a&lid=3,bwbr0002672&artikel=10a&lid=3,bwbr0002672&artikel=10a

Naar de bovenkant van de pagina