Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De Hoge Raad vindt met A-G IJzerman dat alle gemeenten ten behoeve van de algemene middelen hondenbelasting mogen heffen. Dit is beslist op het cassatieberoep van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Sittard-Geleen tegen de uitspraak van Hof Den Bosch van 24 januari 2013 met nummer 12/00228, LJN BY9350.
Bij het Hof speelde het volgende: Aan een vrouw is als houdster van één hond een aanslag hondenbelasting opgelegd.
De vrouw acht de ongelijke behandeling tussen houdsters van een hond ten opzichte van hen die geen houder zijn van een hond in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Het Hof geeft haar gelijk. Voor het heffen van een hondenbelasting die is gericht op het verkrijgen van algemene middelen voor de gemeente en waarbij de kosten verbonden aan het hondenbezit voor de gemeente niet van wezenlijke betekenis zijn geweest voor het invoeren van die belasting, ziet het Hof geen objectieve en redelijke grond om de belasting alleen van hondenbezitters te heffen. De Verordening Hondenbelasting is daarom onverbindend wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel. De op die Verordening gebaseerde aanslag wordt vernietigd.
De Hoge Raad is het niet met deze redenering eens.
De Gemeentewet geeft gemeenten de bevoegdheid om een belasting te heffen voor het houden van een hond. Die bevoegdheid is mede ingegeven door de kosten die voor gemeenten voortvloeien uit de bevuiling van openbare wegen en plaatsen voor honden. Daarom is het onderscheid tussen houders van honden en andere personen gerechtvaardigd en vormt het geen discriminatie. Het is niet nodig dat de gemeente een relatie legt tussen de opbrengst van de hondenbelasting en de kosten die voor de gemeente aan de bevuiling door honden zijn verbonden, aldus de Hoge Raad.
Conform A-G IJzerman.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2010
Instantie
HR
Datum instantie
18 oktober 2013
Rolnummer
13/01116
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:917
bwbid=bwbr0&artikel=226

Naar de bovenkant van de pagina