Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is door de Ontvanger op grond van artikel 36, lid 1, IW 1990 aansprakelijk gesteld voor de aan een bv opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting en de daarin begrepen heffings- en belastingrente tot een bedrag van € 51.324.

X stelt bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant in de eerste plaats dat de naheffingsaanslagen onder een vaststellingsovereenkomst (vso) met de bv vallen waardoor de Ontvanger hem niet meer aansprakelijk kan stellen.

De Rechtbank geeft hem echter geen gelijk. Naar de letterlijke tekst van de vso maken de naheffingsaanslagen geen deel uit van de daarin gemaakte afspraken.

De Rechtbank oordeelt voorts dat het aan grove schuld van de bv te wijten is dat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd. Op grond hiervan is de Rechtbank van oordeel dat de bv geen melding van betalingsonmacht in de zin van artikel 36, lid 2 en 3, IW 1990 en artikel 7, lid 2, Uitv.besl. IW 1990 meer kon doen. Het betoog van X dat tijdig aan de Inspecteur is gemeld dat de bv de naheffingsaanslagen niet zou kunnen betalen, kan daarom niet slagen. X is daarom terecht aansprakelijk gesteld voor de door de bv schuldig gebleven omzetbelasting en heffings- en belastingrente.

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Belastingtijdvak
2008 t/m 2011
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
25 juni 2021
Rolnummer
18/4174
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3260
Auteur(s)
J.H.P.M. Raaijmakers
Raaijmakers Belastingadvies en Educatie
NLF-nummer
NLF 2021/1556
Aflevering
5 augustus 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4491
bwbr0004770&artikel=36,bwbr0004770&artikel=36

Naar de bovenkant van de pagina