Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 1 augustus 2016 heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad in de zaken 16/03956 en 16/03955. A-G Wattel heeft in beide zaken geconcludeerd tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie (HvJ).

Op 3 maart 2017 heeft de Hoge Raad beide zaken voorgelegd aan het HvJ (HR 3 maart 2017, 16/03954, ECLI:NL:HR:2017:342, NLF 2017/0561 en 16/03955, ECLI:NL:HR:2017:346, NLF 2017/0562, beide met noot van Korving).

De zaken hebben bij het HvJ de rolnummers C-156/17 (X) en C-157/17 (X Fund) gekregen. De zaken zijn door het HvJ gevoegd.

Bij beslissing van 8 mei 2017 heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant de Hoge Raad meegedeeld dat zij uit een brief van X Fund heeft opgemaakt dat X Fund zijn beroepen bij de Rechtbank intrekt. De Rechtbank heeft echter ook in de andere zaak (X) behoefte aan beantwoording van haar tweede prejudiciële vraag in de ingetrokken zaak X Fund. Zij heeft die vraag daarom opnieuw voorgelegd aan de Hoge Raad.

In de onderhavige (aanvullende) conclusie geeft de A-G de Hoge Raad in overweging de door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen aan het HvJ in de bij de Rechtbank ingetrokken zaak X Fund (16/03955; C-157/17) niet in te trekken (of alleen vraag 1 in te trekken, die gelijk is aan vraag 1 in de niet-ingetrokken zaak) en aan het HvJ uiteen te zetten dat die vragen desondanks antwoord behoeven in verband met mogelijk duizenden reële geschillen aanhangig bij de Nederlandse rechter.

Metadata

Rubriek(en)
Dividendbelasting
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2002-2008
Instantie
A-G
Datum instantie
20 juni 2017
Rolnummer
17/02428
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:504
NLF-nummer
NLF 2017/1498
Aflevering
29 juni 2017
bwbr0002515&artikel=10,bwbr0002515&artikel=10

Naar de bovenkant van de pagina