Samenvatting
Een privaatrechtelijke dienstbetrekking werkt door naar het belastingrecht. Deze koppeling fungeert adequaat als betrokken partijen op één lijn zitten. Bij twijfel over de kwalificatie van de arbeidsrelatie of bewust wegsturen van een dienstbetrekking ontstaan echter problemen. Zekerheid vooraf en handhaving achteraf door de Belastingdienst wordt dan complex en de kabinetsvoornemens lossen dit slechts deels op. Wordt het tijd voor een autonome fiscale dienstbetrekking?
NLF-W artikel
1. Inleiding
Een privaatrechtelijke dienstbetrekking als bedoeld in artikel 7:610 BW vormt het startpunt voor werknemerschap in de loonheffingen. Deze koppeling beoogt rechtszekerheid: één werknemersbegrip in zowel het arbeids- als belastingrecht.
De vraag is echter of anno 2023 deze koppeling niet juist voor een grijs gebied zorgt. De toetsingscriteria voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking vormen voer voor vele discussies en bemoeilijken handhaving door de Belastingdienst achteraf. Daarnaast bestaat in het belastingrecht een behoefte aan zekerheid vooraf met het oog op de fiscale consequenties.
Deze bijdrage onderzoekt de mogelijkheid tot het ontkoppelen van het arbeids- en belastingrecht door het introduceren van een autonome fiscale dienstbetrekking. Eerst ga ik kort in op het huidige juridische kader en de daaruit ontspruitende knelpunten (paragraaf 2 en 3), gevolgd door een weging van de (demissionaire) kabinetsvoornemens (paragraaf 4 en 5). Daarna volgt een toetsing van de haalbaarheid van een autonome fiscale dienstbetrekking (paragraaf 6). Ik sluit af met een conclusie in paragraaf 7.