Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze zaak heeft een man in de bezwaarfase van een WOZ-zaak om een proceskostenvergoeding verzocht.
Bij uitspraak op bezwaar (8 mei 2012) werd de WOZ-waarde wel verlaagd, maar een uitspraak over de gevraagde proceskostenvergoeding bleef echter achterwege.
De kostenvergoeding werd achteraf alsnog op 11 juni 2012 toegekend, maar niet via een formele beschikking waartegen beroep kan worden ingesteld.
Op 16 juli 2012 diende de man niettemin een beroepschrift in bij Rechtbank Haarlem die het beroep ontvankelijk verklaarde en de man een integrale proceskostenvergoeding toekende.
Hof Den Haag bevestigde dit oordeel van de Rechtbank, waarop het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam cassatieberoep instelde bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad verklaart dit echter ongegrond.
Als de heffingsambtenaar achteraf alsnog, afzonderlijk, beslist op het verzoek om een kostenvergoeding, dient die beslissing op één lijn te worden gesteld met een (afzonderlijke) beslissing op bezwaar, waartegen afzonderlijk beroep bij de Rechtbank kan worden ingesteld.
Voorts overweegt de Hoge Raad dat in een geval waarin wel (tijdig) beroep is ingesteld tegen het besluit op bezwaar, het niet nodig is om nog afzonderlijk beroep in te stellen tegen de later alsnog genomen beslissing over vergoeding van kosten.
Tenslotte overweegt de Hoge Raad dat het oordeel van het Hof over het toekennen van een integrale kostenvergoeding juist is.
Conform waarnemend A-G Hammerstein.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2012
Instantie
HR
Datum instantie
14 november 2014
Rolnummer
14/00760
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:3191
bwbid=bwbr0&artikel=7:15

Naar de bovenkant van de pagina