Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in zijn aangiften IB/PVV 2015 en 2016 aanspraak gemaakt op aftrek van onderhoudsverplichtingen jegens zijn ex-echtgenote. Voorts heeft hij daarin negatieve inkomsten uit de eigen woning in aanmerking genomen.

In hoger beroep is in geschil of X voor de jaren 2015 en 2016 recht heeft op aftrek van 100% van de door hem betaalde hypotheekrente voor de eigen woning in plaats van de door de Inspecteur in aftrek aanvaarde 50% daarvan.

Hof Arnhem-Leeuwarden stelt voorop dat X en de ex-echtgenote tot 18 januari 2016 fiscale partners waren, aangezien zij samen twee kinderen hebben en zij beiden tot die datum in de BRP op het adres van de woning stonden ingeschreven. Voor het jaar 2015 hebben X en zijn ex-echtgenote geen gezamenlijke keuze tot wijziging van de 50%-50%-verdeling gemaakt. Dit betekent dat de Inspecteur in zoverre terecht niet meer dan 50% van de in 2015 betaalde hypotheekrente bij X in aftrek heeft toegelaten.

Voor het jaar 2016 vormt de helft van de woning voor X een ‘eigen woning’. X heeft reeds daarom ‘slechts’ recht op aftrek van 50% van de in 2016 betaalde hypotheekrente. Gelet hierop is terecht niet meer dan 50% van de in 2016 betaalde hypotheekrente in aftrek toegelaten als aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning.

Dat naast de in aftrek aanvaarde alimentatie, ook het door X in 2015 en 2016 betaalde, aan de ex-echtgenote toerekenbare deel van de hypotheekrente (50%) als een aftrekbare onderhoudsverplichting in aftrek kan worden toegelaten, is door X niet aannemelijk gemaakt.

Het beroep van X op het evenredigheidsbeginsel slaagt voorts niet.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015-2016
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
23 januari 2024
Rolnummer
22/1800; 22/1801
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:632
NLF-nummer
NLF 2024/0390
Aflevering
13 februari 2024
bwbr0011353&artikel=3.120,bwbr0011353&artikel=3.120,bwbr0011353&artikel=6.3,bwbr0011353&artikel=6.3

Naar de bovenkant van de pagina