Direct naar content gaan

Samenvatting

Fiat Chrysler Finance Europe, voorheen Fiat Finance and Trade (FFT) is in Luxemburg gevestigd en verleent financiële diensten, zoals leningen binnen de groep, aan andere auto-ondernemingen van de Fiat-groep. De onderneming verricht tal van transacties met ondernemingen van de Fiat-groep in Europa.

Uit een onderzoek van de Europese Commissie (de Commissie) is gebleken dat een fiscale ruling van de Luxemburgse autoriteiten van 2012 een selectief voordeel heeft verleend aan FFT, waardoor de belastingdruk van die onderneming sinds 2012 volgens de Commissie ten onrechte met 20-30 miljoen euro verminderd is.

Aangezien de activiteiten van FFT vergelijkbaar zijn met die van een bank, kan de belastbare winst voor FFT op dezelfde wijze bepaald worden als bij een bank, en kan ze berekend worden als het rendement op het kapitaal dat de onderneming voor haar financieringsactiviteiten heeft aangewend. In de fiscale ruling werd evenwel een kunstmatige en uiterst complexe methode goedgekeurd die niet geschikt is om een marktconforme belastbare winst te berekenen. De belasting die FFT betaalde, werd daardoor kunstmatig verlaagd, en dit op twee manieren:

  • door een aantal economisch ongerechtvaardigde aannames en neerwaartse correcties is de kapitaalsbasis die in de fiscale ruling benaderd wordt veel lager dan het werkelijke kapitaal van de onderneming;
  • de geraamde vergoeding die voor belastingdoeleinden op dit al veel lagere kapitaal toegepast wordt, is ook veel lager dan de markttarieven.

Als gevolg daarvan heeft FFT maar over een zeer lage vergoeding voor een klein deel van haar werkelijke boekhoudkundige eigen vermogen belasting betaald. Als de belastbare winst op basis van kapitaal wordt berekend, moet het kapitalisatieniveau binnen de onderneming in principe passend zijn volgens de normen van de financiële sector. Bovendien moet de toegepaste vergoeding marktconform zijn. Uit het onderzoek van de Commissie is gebleken dat in het geval van FFT de in Luxemburg aangegeven belastbare winst 20 maal hoger zou zijn geweest als de ramingen van het kapitaal en de vergoeding daarvoor marktconform waren geweest.

Derhalve is er volgens de Commissie sprake van verboden staatssteun in de zin van artikel 107 VWEU. Luxemburg (zaak T-755/15) en FFT (zaak T-759/15) hebben tegen de staatssteunbeschikking beroep ingesteld tot nietigverklaring van het litigieuze besluit. Het Gerecht van de EU heeft de beroepen echter verworpen.

In zijn hogere voorziening verzoekt FFT het HvJ om het bestreden arrest te vernietigen en het litigieuze besluit nietig te verklaren. A-G Pikamäe geeft het HvJ echter in overweging om de hogere voorziening in haar geheel af te wijzen.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2012-2016
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
16 december 2021
Rolnummer
C-885/19 P
ECLI
ECLI:EU:C:2021:1028
Auteur(s)
dr. M.J. van Hulten LLM
Lubbers, Boer & Douma/Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2022/0114
Aflevering
13 januari 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4757
bwbr0002672&artikel=8b,bwbv0001506&artikel=107,bwbv0001506&artikel=107

Naar de bovenkant van de pagina