Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in 2015 een Ziektewetuitkering ontvangen van € 18.487. Het UWV vorderde dit bedrag nog in hetzelfde jaar terug. Het bedrag is niet in 2015 terugbetaald.

In de aangifte IB/PVV 2015 heeft X het bedrag van € 18.487 aangegeven als loon of uitkering Ziektewet. De aanslag is conform de aangifte opgelegd.

X heeft in bezwaar, beroep en hoger beroep tevergeefs aangevoerd dat hij in 2015 niet voor het voornoemde bedrag kan worden aangeslagen.

In cassatie tegen de uitspraak van Hof Den Haag voert X aan dat de uitkering niet in 2015 als genoten kan worden beschouwd, omdat deze in hetzelfde jaar als ten onrechte uitgekeerd is teruggevorderd.

A-G Niessen wijst dit standpunt af omdat de uitkering niet is terugbetaald en X er ook niet binnen een redelijke termijn blijk van heeft gegeven de uitkering niet te willen behouden (vergelijk HR 21 december 1988, 25.891, ECLI:NL:HR:1988:ZC3958).

Tevens voert X aan dat het teruggevorderde bedrag rentedragend is geworden. Ook hierin volgt de A-G hem niet, omdat bij de terugvordering geen rente wordt gevorderd naast de hoofdsom. Verder gelden moratoire interessen – die wat dit betreft niet gelijk kunnen worden gesteld met ‘gewone’ rente – volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad niet als rente in de zin van artikel 3.146 Wet IB 2001, en is voor een andere opvatting geen goede grond.

De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

A-G Niessen gaat in zijn conclusie uitgebreid in op de vraag wanneer een loonbestanddeel, positief en negatief, is genoten. Belanghebbende heeft een uitkering op grond van de Ziektewet genoten in de jaren 2013 tot en met 2015. Het UWV vordert deze uitkering terug. Naar de mening van belanghebbende is als gevolg van deze terugvordering de uitkering, achteraf bezien, niet genoten. Met dit standpunt maakt de A-G korte metten. De ten onrechte uitbetaalde ZW-uitkering is genoten, tenzij belanghebbende binnen redelijke termijn had aangegeven de uitkering niet te willen behouden en ook daadwerkelijk had teruggestort. Alleen onder die voorwaarden wordt de ten onrechte uitbetaalde ZW-uitkering niet tot het belastbaar inkomen gerekend. Belanghebbende voldoet hier niet aan. Ook het besluit van 5 augustus 2009 kan belanghebbende niet redden. Als belanghebbende niet binnen een redelijke termijn heeft aangegeven de ZW-uitkering niet te willen behouden, wordt de ten onrechte uitbetaalde uitkering niet tot het belastbaar inkomen gerekend, indien:

  1. belanghebbende niet te kwader trouw is;
  2. de uitkering volledig is terugbetaald; en
  3. hij geen enkele aftrek ten aanzien van de terugbetaling heeft toegepast.

Nu heeft belanghebbende al niet aan de tweede voorwaarde voldaan, maar het is opvallend dat in de gehele procedure geen aandacht is besteed aan de eerste voorwaarde, ook niet in de conclusie van de A-G. Uit de feiten blijkt dat belanghebbende ten onrechte als een werknemer van werkgever X is opgevoerd, is ziek gemeld en vervolgens gedurende twee jaar een uitkering op grond van de Ziektewet heeft ontvangen. In de inleiding op het besluit van 5 augustus 2009 staat uitdrukkelijk vermeld dat de looninkomsten niet te kwader trouw verkregen mogen zijn. En vervolgens wordt bij de goedkeuring dit als eerste voorwaarde genoemd. Gelet op de hiervoor beschreven feiten was een vraagteken bij de eis van het ontbreken van kwade trouw bij het verkrijgen van de ZW-uitkering naar mijn mening op zijn plaats geweest. Het is belanghebbende die moet bewijzen dat aan de voorwaarden voor het toepassen van deze goedkeuring is voldaan. Mogelijk dat deze eerste voorwaarde niet nader getoetst is, omdat belanghebbende al niet voldeed aan de tweede voorwaarde dat ‘ten genoegen van de inspecteur’ aangetoond moet worden dat de looninkomsten volledig zijn terugbetaald. 

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
A-G
Datum instantie
30 september 2019
Rolnummer
19/00033
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:972
Auteur(s)
mr. drs. G.A.M. van de Ven
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2019/2397
Aflevering
7 november 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2823
bwbr0011353&artikel=3.146,bwbr0011353&artikel=3.146

Naar de bovenkant van de pagina