Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De Europese Commissie (hierna: de Commissie) heeft vanaf mei 2006 meerdere klachten ontvangen over de zogenoemde Spaanse belastingleaseregeling (hierna: SBL). Meer bepaald hebben twee nationale federaties van scheepswerven en een scheepswerf geklaagd dat deze regeling het scheepvaartmaatschappijen mogelijk maakte om door Spaanse scheepswerven gebouwde schepen te kopen met een korting van 20 tot 30%, waardoor hun leden scheepsbouwcontracten verloren. Op 13 juli 2010 hebben scheepsbouwverenigingen uit zeven Europese landen samen een petitie tegen de SBL ondertekend.

In het besluit van 17 juli 2013 (2014/200/EU) is de Commissie tot het oordeel gekomen dat sommige van de fiscale maatregelen waaruit de SBL bestond, verboden staatssteun vormden in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. De steun moest worden teruggevorderd van de investeerders die ervan hebben geprofiteerd. Het Gerecht van de EU (17 december 2015, gevoegde zaken T-515/13 en T-719/13, ECLI:EU:T:2015:1004) heeft het besluit echter vernietigd. Daarop heeft de Commissie tegen dit besluit een hogere voorziening ingesteld bij het HvJ.

Het HvJ heeft de zaak vervolgens terugverwezen naar het Gerecht. Het HvJ oordeelde namelijk dat de Commissie in het litigieuze besluit de aanwijzingen heeft verstrekt die toelaten te begrijpen waarom zij van mening was dat de uit de betrokken belastingmaatregelen voortvloeiende voordelen een selectief karakter hadden en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig konden beïnvloeden en de mededinging konden vervalsen. Het besluit is volgens het HvJ dan ook toereikend en zonder tegenstrijdigheden gemotiveerd.

Het Gerecht oordeelt thans als volgt:

Gelet op het feit dat de Commissie in casu tot de slotsom kwam dat de scheepvaartmaatschappijen niet de begunstigden van de steun waren, welke conclusie niet aan de orde is in het onderhavige geding, had bijgevolg het terugvorderingsbevel uitsluitend en volledig betrekking op de investeerders, die als enige begunstigden de volledige steun ontvingen. Volgens de logica van het bestreden besluit wordt daarin geen fout begaan door de terugvordering van het volledige steunbedrag van de investeerders te gelasten, hoewel deze een deel van het voordeel aan andere marktdeelnemers hebben overgedragen, omdat deze laatsten niet als begunstigden van de steun werden beschouwd. Volgens het bestreden besluit hebben de investeerders immers het daadwerkelijke genot van de steun gehad, aangezien de toepasselijke regeling hen niet verplichtte een deel van de steun aan derden over te dragen.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2013
Instantie
Gerecht van de EU
Datum instantie
23 september 2020
Rolnummer
T‑515/13 en T‑719/13
ECLI
ECLI:EU:T:2020:434
Auteur(s)
dr. M.J. van Hulten LLM
Lubbers, Boer & Douma/Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2020/2183
Aflevering
15 oktober 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3737
bwbv0001506&artikel=107,bwbv0001506&artikel=107,bwbv0001506&artikel=108,bwbv0001506&artikel=108

Naar de bovenkant van de pagina