Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is internationaal actief in de verzekeringsbranche en is in 1992 opgericht door een aantal Europese verzekeraars met de bedoeling belangen te verwerven in verzekeraars in landen waarin de onderneming een beperkt marktaandeel heeft, waaronder Polen.

X heeft in 1999 op basis van een Agreement on sale of shares (Share Purchase Agreement; SPA) met de Poolse overheid een overeenkomst gesloten met betrekking tot de verwerving van een participatie in staatsmaatschappij D. D bezit een groot aandeel in de Poolse verzekeringsmarkt. Vrij kort na het sluiten van de SPA zijn juridische procedures gevoerd en is een First Addendum gesloten (hierna: FA).

X heeft een belang in D verworven van 33%. In verband met een beoogde beursgang van D heeft X voorts het recht gekregen op verwerving van een belang van 21% in D. Het tot stand komen van de aandelenverkoopovereenkomst en de beursgang zijn uiteindelijk niet gerealiseerd.

Ter uitvoering van een Settlement and Divestment Agreement heeft X in 2009 (onder meer) een bedrag ontvangen van € 1,16 miljard. In geschil is of deze vergoeding is vrijgesteld op grond van de deelnemingsvrijstelling.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft eerst nader onderzoek gedaan naar de werking van Pools civiel recht. Het Hof verwerpt het standpunt van X dat het door haar gestelde recht op verkrijging van het 21%-belang in D samen met haar bestaande bezit van 33% één ondeelbare deelneming vormt. De aanspraak op verkrijging van het belang van 21% vloeit niet voort uit aandeelhouderschap en is niet verbonden aan de reeds in haar bezit zijnde aandelen, maar vloeit voort uit de SPA en het FA.

Voor zover de vergoeding betrekking heeft op het niet verkregen 21%-pakket, valt de vergoeding niet onder de deelnemingsvrijstelling, oordeelt het Hof. X heeft evenwel aannemelijk gemaakt dat een gedeelte van de vergoeding bedoeld is als compensatie voor de schade die X zou lijden bij de beursgang van D in het jaar 2010, het daarbij terugtreden van X als grootaandeelhouder en het opgeven van haar control rights. De vergoeding valt in zoverre wel onder de deelnemingsvrijstelling. Het Hof berekent de vrijgestelde bate op € 248.468.120.

X heeft met zeven middelen cassatieberoep ingesteld.

Volgens A-G Wattel falen alle middelen. De oordelen van het Hof zijn juist, niet onvoldoende gemotiveerd en niet onbegrijpelijk. Het Hof is ook niet buiten de rechtsstrijd getreden.

Het cassatieberoep is ongegrond, aldus de A-G.

De uitspraak van het Hof besprak ik in NLF 2018/1582. In cassatie draait het in hoofdzaak over het oordeel van het Hof dat belanghebbende geen recht heeft op toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor een schadevergoeding die zij heeft ontvangen. Het Hof heeft de rechtsregels toegepast die door de Hoge Raad zijn geformuleerd in het arrest van 23 september 2016. De schadevergoeding hield verband met het feit dat belanghebbende door optreden van de Poolse overheid er niet in is geslaagd een meerderheidsbelang in haar Poolse deelneming te verwerven door de verkrijging van een belang van 21% bovenop haar bestaande belang, hoewel zij daartoe op basis van overeenkomsten wel gerechtigd is geweest.

Kwalificeerde het niet-verkregen pakket als een deelneming?

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
A-G
Datum instantie
20 februari 2019
Rolnummer
18/03268
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:166
Auteur(s)
mr. F. van Horzen
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2019/0784
Aflevering
4 april 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2386
bwbr0002672&artikel=13,bwbr0002672&artikel=13,bwbr0002672&artikel=29a,bwbr0002672&artikel=29a

Naar de bovenkant van de pagina