Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(11)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een detailhandelaar in dames- en herenschoenen, die daarnaast groothandelsactiviteiten verricht, heeft over de tijdvakken januari 2008 tot en met mei 2009 in zestien verzoeken forse bedragen aan OB teruggevraagd. Omdat tussen de inspecteur en de handelaar onenigheid ontstaat, neemt de inspecteur geen beslissing inzake die teruggaaf. Nadat de handelaar een mislukte poging gedaan had om via een kort geding de gewenste teruggaaf te ontvangen, stelt hij beroep in wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om teruggaaf.
De inspecteur heeft in de procedure voor Rechtbank Arnhem betoogd dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn wegens het ontbreken van een ingebrekestelling in de zin van artikel 6.12, lid 2, letter b Awb. Ter zitting van de Rechtbank heeft de inspecteur verklaard het punt van de ingebrekestelling te laten vallen. In hoger beroep stelt Hof Arnhem niettemin ambtshalve de ontvankelijkheid van de bij de Rechtbank ingestelde beroepen aan de orde. Het verklaart de handelaar vervolgens niet-ontvankelijk omdat hij de inspecteur niet voorafgaand aan het beroep formeel in gebreke heeft gesteld.
De handelaar heeft tegen de uitspraak van het Hof cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad overweegt dat het oordeel van de Rechtbank dat de beroepen ontvankelijk zijn kennelijk mede berust op het door de handelaar voor de Rechtbank verdedigde uitgangspunt dat na de dagvaarding van de Staat, onder toevoeging van de inspecteur, in het kort geding geen ingebrekestelling meer nodig was. Dit standpunt en het aansluitende oordeel van de Rechtbank acht de Hoge Raad juist. De door de handelaar in die procedure ingestelde vordering moet worden aangemerkt als een mededeling die (mede) is gericht aan de Inspecteur.
Het Hof is volgens de Hoge Raad voorts ten onrechte ambtshalve afgeweken van de oordelen van de Rechtbank over de ontvankelijkheid van de beroepen, nu die oordelen geen blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting, de feitelijke grondslag daarvan in hoger beroep niet werd bestreden en het Hof zelf geen feiten heeft vastgesteld waarmee die beslissing onverenigbaar zou zijn.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2008 - 2009
Instantie
HR
Datum instantie
12 juli 2013
Rolnummer
12/02259
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:21
bwbid=bwbr0&artikel=6:12

Naar de bovenkant van de pagina