Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In 2000 heeft een veehouder met winst een stuk grond verkocht (ondernemingsvermogen) met toepassing van de landbouwvrijstelling.
De inspecteur vordert na omdat hij van mening is dat de grond (later) is aangewend buiten het kader van het landbouwbedrijf, zodat de landbouwvrijstelling destijds ten onrechte is toegepast op de behaalde verkoopwinst.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 juni 2011, nr. 10/02270, het geding verwezen "voor beoordeling van de vraag of het perceel vanaf 1 januari 2003 geheel of nagenoeg geheel werd aangewend in het kader van het landbouwbedrijf."
Verwijzingshof Den Haag heeft met toelating van nader bewijs geoordeeld dat dit het geval is en dat er dus ten onrechte is nagevorderd.
De Staatssecretaris vindt dat dit nader bewijs ten onrechte is toegelaten en heeft tegen dit oordeel cassatieberoep ingesteld.
A-G Niessen geeft een uitgebreid overzicht van rechtspraak en literatuur betreffende de vraag wanneer na verwijzing nieuwe feiten toelaatbaar (kunnen) zijn.
Hij benadrukt dat in alle gevallen als buitengrens geldt dat het partijen niet is toegestaan hun "standpunt te verschuiven tot buiten de grenzen van de rechtsstrijd, zoals die uit het verwijzingsarrest voortvloeien" (HR BNB 2005/25). De A-G concludeert dat het Hof het bewijs ten onrechte heeft toegelaten, maar dat het uiteindelijke oordeel niet onjuist is.
Conclusie: cassatieberoep Staatssecretaris ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2000
Instantie
A-G
Datum instantie
14 augustus 2013
Rolnummer
12/05390
ECLI
ECLI:NL:PHR:2013:788

Naar de bovenkant van de pagina