Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is de moeder van een fiscale eenheid en maakt deel uit van een wereldwijd opererende financiële dienstverlener/adviseur. X heeft in haar aangiften vpb 2009 en 2010 de rente die zij verschuldigd was over een schuld van € 482 miljoen aan een in de VS gevestigde vennootschap, ten laste van haar belastbare winst gebracht. Vanaf 14 december 2010 heeft zij de rente in aftrek gebracht die haar dochtermaatschappijen bv 2 en bv 3 verschuldigd waren aan een in Luxemburg gevestigde vennootschap. De Inspecteur heeft deze renteaftrek geweigerd.

Bij Rechtbank Den Haag is in geschil of X (als moedermaatschappij van de fiscale eenheid) de rente die verschuldigd is op de ‘VS-lening’ in 2009 en 2010 en vanaf medio december 2010 op de ‘Luxemburgse lening’, ten laste van de belastbare winst kan brengen, meer specifiek of toepassing van artikel 10a Wet VpB 1969 dan wel toepassing van het leerstuk fraus legis daaraan in de weg staat. Zo dit het geval is, houdt partijen verdeeld of de renteaftrekbeperking dan in strijd is met het EU-recht.

X neemt het standpunt in dat een deel van de betaalde rente niet onder de reikwijdte van artikel 10a Wet VpB 1969 valt, zodat die rente in ieder geval aftrekbaar is. Voor zover de schulden wel onder de reikwijdte van artikel 10a Wet VpB 1969 vallen, stelt X dat met betrekking tot die schulden is voldaan aan de tegenbewijsregeling zoals opgenomen in artikel 10a, lid 3, onderdeel a en b, Wet VpB 1969, zodat de renteaftrekbeperking ook in zoverre geen toepassing vindt. Voorts stelt X zich op het standpunt dat geen ruimte is voor toepassing van het leerstuk fraus legis. Subsidiair luidt het standpunt van X dat een eventuele beperking van de renteaftrek in strijd is met het EU-recht omdat dit een belemmering van de vrijheid van vestiging zou opleveren. Daarbij doet X een beroep op het arrest Groupe Steria (HvJ 2 september 2015, C-386/14, ECLI:EU:C:2015:524).

De Inspecteur stelt zich primair op het standpunt dat de rentelasten niet in aftrek kunnen komen als gevolg van fraus legis. Subsidiair stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat artikel 10a Wet VpB 1969 aan de renteaftrek in de weg staat, omdat de schulden verband houden met besmette rechtshandelingen en X niet heeft voldaan aan het op haar rustende tegenbewijs zoals bedoeld in het derde lid van dat artikel. Met betrekking tot de vraag of de renteaftrekbeperking in strijd is met het EU-recht, stelt de Inspecteur dat X niet aannemelijk heeft gemaakt waarom het arrest Groupe Steria aan de renteaftrekbeperking in de weg staat.

De Rechtbank gaat uitvoerig in op de aangedragen stellingen en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep van X. De navorderingsaanslagen vpb voor de jaren 2006 (in verband met teruggenomen verrekening verlies van 2009) en 2009 worden vernietigd en de aanslag vpb voor het jaar 2010 wordt verminderd.

Een procedure bij de Rechtbank over de toepassing van de in artikel 10a Wet VpB 1969 opgenomen antiwinstdrainagemaatregel is geen zeldzaamheid. Omdat hoger beroep en/of cassatie nog openstaat, volsta ik met een enkele opmerking. In deze noot ga ik in op de parallelliteitseis voor de in artikel 10a, lid 3, onderdeel a, Wet VpB 1969 opgenomen tegenbewijsregeling en de strijdigheid van de renteaftrekbeperking met het primaire EU-recht.

Parallelliteit

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2006, 2009 en 2010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
21 november 2017
Rolnummer
16/4632 t/m 16/4634
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:14937
Auteur(s)
prof. dr. R.P.C.W.M. Brandsma
PwC/ Universiteit van Amsterdam/Radboud Universiteit/Nyenrode
NLF-nummer
NLF 2018/0486
Aflevering
8 maart 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1327
bwbr0002672&artikel=10a&lid=1,bwbr0002672&artikel=10a,bwbr0002672&artikel=10a,bwbr0002672&artikel=15,bwbv0001506&artikel=49,bwbv0001506&artikel=49

Naar de bovenkant van de pagina