Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in de aangifte IB/PVV 2014 een box 3-inkomen van € 44.054 aangegeven. In de grondslag van box 3 is onder meer een in Frankrijk gelegen tweede woning opgenomen van € 1.760.000 en een lening van € 1.700.000. De Franse woning is op 16 juni 2014 voor € 1.700.000 gekocht door een Société Civile Immobilière (SCI; hierna A). Voor de Nederlandse belastingheffing is A een transparant lichaam. Het vermogen van A (in casu: de woning) moet aan X (en zijn echtgenote Y) worden toegerekend. Op 17 juni 2014 is door de zwager van X een bedrag van € 1.800.000 aan Y geschonken. Van dit bedrag is € 1.760.000, via de bankrekening van Y, gestort op een beleggingsrekening van X en Y.

De Inspecteur heeft bij de aanslag IB/PVV 2014 ten aanzien van de Franse woning een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend voor een bedrag van € 762. Hij is daarbij uitgegaan van een bedrag van € 60.000 (€ 1.760.000 waarde woning -/- € 1.700.000 lening).

In geschil is of bij de berekening van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting terecht rekening is gehouden met de lening.

Dat is volgens Rechtbank Den Haag en in hoger beroep Hof Den Haag het geval. X maakt niet aannemelijk dat de lening betrekking heeft op de beleggingsrekening.

Ten aanzien van de box 3-heffing is het forfaitair berekende rendement hoger dan het werkelijk door X behaalde rendement. De aanslag wordt daarom door het Hof verminderd tot € 20.763. Omdat geen sprake is van heffing over inkomsten uit de woning, hoeft er geen voorkoming van dubbele belasting (meer) te worden verleend (artikel 24, lid 2, BvdB 2001).

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
21 februari 2024
Rolnummer
23/501
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:316
NLF-nummer
NLF 2024/0834
Aflevering
2 april 2024
bwbr0012095&artikel=24&lid=2,bwbr0012095&artikel=24&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina