Direct naar content gaan

Samenvatting

De kern van het geschil in deze (Poolse) zaak betreft de vraag of een gemeente recht heeft op aftrek (door middel van herziening) van voorbelasting over haar investeringsuitgaven indien het investeringsgoed na vervaardiging (verwerving) aanvankelijk is bestemd voor niet-belastbare handelingen (in het kader van de vervulling door de gemeente van publiekrechtelijke taken op het gebied waarop zij soeverein is), maar de bestemming van het investeringsgoed vervolgens is gewijzigd en het door de gemeente tevens wordt bestemd voor belastbare handelingen. De Naczelny Sąd Administracyjny (hoogste Poolse bestuursrechter) heeft over de eventuele aftrekbaarheid prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ. Het HvJ heeft het volgende voor recht verklaard:

‘Artikel 167, 168 en 184 Btw-richtlijn moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich er niet tegen verzetten dat een publiekrechtelijk lichaam recht heeft op herziening van de aftrek van de over een onroerend investeringsgoed betaalde btw in een situatie als die van het hoofdgeding, waarin ten eerste dit goed bij de verwerving ervan naar zijn aard zowel voor belaste als voor niet-belaste handelingen kon worden gebruikt, maar in eerste instantie voor niet-belaste handelingen is gebruikt, en ten tweede dat publiekrechtelijke lichaam niet uitdrukkelijk heeft verklaard dat het voornemens was om dat goed te bestemmen voor een belaste handeling, maar ook niet heeft uitgesloten dat het daarvoor zou worden gebruikt, voor zover uit een door de nationale rechter te verrichten onderzoek van alle feitelijke omstandigheden blijkt dat is voldaan aan de in artikel 168 Btw-richtlijn gestelde voorwaarde dat de belastingplichtige als zodanig heeft gehandeld toen hij het goed in kwestie verwierf.’

Conform Conclusie A-G Kokott (NLF 2018/0955, met noot van Willemsen).

De zaak Ryjewo

De Poolse gemeente Ryjewo heeft een dorpshuis laten bouwen. Na de oplevering van het dorpshuis is het beheer van het dorpshuis zonder vergoeding overgedragen aan het ‘gemeentelijk cultureel centrum’. De btw op de bouwsom van dit dorpshuis heeft zij (terecht) niet in haar btw-aangifte in aftrek gebracht.

Vier jaar later wordt het dorpshuis voor het eerst (deels) voor belastbare handelingen gebruikt. De gemeente is van mening dat zij alsnog recht heeft op gedeeltelijke aftrek van de btw op de bouwkosten. De Poolse belastingdienst weigert dit verzoek om teruggaaf, vanwege het feit dat de btw op de bouwkosten niet is betaald met het oog op een economische activiteit en daarmee niet is gehandeld als btw-plichtige. De nationale rechter twijfelt of dit het geval is en besluit de kwestie voor te leggen aan het HvJ.

Het HvJ komt tot de conclusie dat de gemeente Ryjewo recht heeft op herziening van de aftrek van de btw op de bouwkosten. Hierbij is van belang dat de aard van het goed, het dorpshuis dus, toelaat dat een gebouw vaak multifunctioneel is en zich leent voor zowel belaste, niet-belaste, economische en niet-economische handelingen. Daarnaast woog mee in deze beslissing dat de gemeente Ryjewo weliswaar niet heeft verklaard het dorpshuis te gaan gebruiken voor belaste handelingen, maar ook niet heeft uitgesloten het hiervoor te gaan gebruiken. Ook het feit dat de gemeente vóór de levering en verwerving van de onroerende zaak als belastingplichtige is aangemerkt, was hiervoor een aanwijzing.  

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
HvJ
Datum instantie
25 juli 2018
Rolnummer
C‑140/17
ECLI
ECLI:EU:C:2018:595
Auteur(s)
M. van Helden MSc
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2018/1742
Aflevering
16 augustus 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1712
bwbr0002629&artikel=7&lid=1,bwbr0002629&artikel=7&lid=1,bwbr0002629&artikel=7&lid=2,bwbr0002629&artikel=7&lid=2,bwbr0002629&artikel=7&lid=3,bwbr0002629&artikel=7&lid=3,bwbr0002629&artikel=15&lid=1,bwbr0002629&artikel=15&lid=1,bwbr0013817&artikel=8

Naar de bovenkant van de pagina