Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De gemeente X (belanghebbende) heeft voor het jaar 2019 de omzetbelasting die drukt op de kosten van het gescheiden inzamelen of het inzamelen en nascheiden van verpakkingsmaterialen uit huishoudelijk afval, het eventueel sorteren van de ingezamelde verpakkingsmaterialen en het registreren van het ingezamelde verpakkingsmateriaal in aanmerking laten komen voor een bijdrage uit de Wet BCF. Dit bedrag is van X teruggevorderd. Daarbij is tevens belastingrente in rekening gebracht.

In geschil is of dat terecht is.

Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de werkzaamheden die X verricht, bestaande uit de gescheiden inzameling dan wel inzameling en nascheiding van verpakkingsafval en de registratie van de ingezamelde hoeveelheden verpakkingsafval, een economische activiteit vormen als bedoeld in artikel 9 Btw-richtlijn. X heeft daarbij niet gehandeld als overheid. Dat betekent dat zij de omzetbelasting die drukt op de kosten die zij voor deze diensten maakt niet ten laste van het BCF kan brengen. Hof Den Haag sluit zich aan bij dit oordeel van de Rechtbank en de gronden waarop dat oordeel berust. Van gewekt vertrouwen is voorts geen sprake.

Verder oordeelt het Hof met de Rechtbank dat terecht belastingrente aan X in rekening is gebracht.

Het arrest van de Hoge Raad van 18 november 2022 (21/00170, ECLI:NL:HR:2022:1673, NLF 2022/2337, met noot van Hageman) maakt het voorgaande niet anders omdat X haar standpunt op dit punt niet tijdig cijfermatig heeft onderbouwd. Dat zij dit heeft nagelaten, komt voor haar risico. Het Hof heeft een verzoek om heropening van het onderzoek daarom afgewezen.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
16 februari 2023
Rolnummer
22/00076
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:383
NLF-nummer
NLF 2023/0691
Aflevering
30 maart 2023
,bwbr0013817&artikel=9&lid=5

Naar de bovenkant van de pagina