Direct naar content gaan

Samenvatting

Fiscale eenheid X (belanghebbende) is een private bank die zich met name richt op vermogende particulieren en directeuren-grootaandeelhouders. Tot X behoren twee groepen vennootschappen (A en B). X doet voor elk van de twee groepen vennootschappen afzonderlijk btw-aangifte. Zij maakt daarbij gebruik van de in onderdeel 5 opgenomen goedkeuring van de staatssecretaris uit de zogenoemde Bankenresolutie. Daarin is goedgekeurd dat in gevallen waarin binnen een fiscale eenheid voor de omzetbelasting meerdere banken werkzaam zijn, de in de resolutie weergegeven regels met betrekking tot het bepalen van de aftrek van voorbelasting ten aanzien van bancaire prestaties mogen worden toegepast per afzonderlijk bankbedrijf.

X wil de omvang van de aftrek van omzetbelasting voor groep A berekenen naar het werkelijk gebruik van gemengd gebruikte goederen en diensten. Daartoe heeft zij een bedrijfseconomische berekening overgelegd. De vraag ligt voor of deze berekening kan worden gebruikt om het werkelijk gebruik vast te stellen.

Anders dan Hof Den Bosch oordeelt de Hoge Raad dat voor toepassing van de pro rata naar werkelijk gebruik niet voldoende is dat de berekening van de omvang van de aftrek van omzetbelasting tot een nauwkeuriger resultaat leidt dan de berekening volgens de pro rata naar omzetverhouding. Om, in afwijking van de pro rata naar omzetverhouding, het aftrekbare gedeelte van de voorbelasting voor gemengde gebruikte goederen en diensten te mogen bepalen aan de hand van het werkelijke gebruik van die goederen en diensten, moet de vaststelling van dat werkelijke gebruik berusten op objectief en nauwkeurig vast te stellen gegevens. Die gegevens moeten zodanig zijn dat het werkelijke gebruik daarmee ook objectief en nauwkeurig is vast te stellen. De rechtspraak van het HvJ dwingt niet tot een ander oordeel.

Als een ondernemer gebruik wil maken van de pro rata naar werkelijk gebruik, moeten alle gemengd gebruikte goederen en diensten in aanmerking worden genomen. Voor een fiscale eenheid betekent dit dat alle gemengd gebruikte goederen en diensten van de hele fiscale eenheid in aanmerking moeten worden genomen.

X heeft in casu bij de berekening van de pro rata naar werkelijk gebruik van de groep niet alle kosten van alle vennootschappen van de groep in aanmerking genomen. Alleen al hierom bestaat er naar het oordeel van de Hoge Raad geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel dat de aftrek van voorbelasting met betrekking tot gemengd gebruikte goederen en diensten plaatsvindt volgens de pro rata naar omzetverhouding.

Het cassatieberoep van de staatssecretaris is gegrond. De uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt bevestigd.

Conform Conclusie A-G Ettema (NLF 2021/2324, met noot van Willemsen).

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
3e kwartaal 2015
Instantie
HR
Datum instantie
11 november 2022
Rolnummer
20/01521
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:1608
NLF-nummer
NLF 2022/2281
Aflevering
24 november 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5347
bwbr0002629&artikel=7&lid=4,bwbr0002629&artikel=7&lid=4,bwbr0002629&artikel=15&lid=6,bwbr0002629&artikel=15&lid=6,bwbr0002634&artikel=11&lid=2,bwbr0002634&artikel=11&lid=2,celex32006l0112&artikel=173,celex32006l0112&artikel=173,celex32006l0112&artikel=174,celex32006l0112&artikel=174

Naar de bovenkant van de pagina