Direct naar content gaan

Samenvatting

X bv heeft in 2011 een auto ter beschikking gesteld aan haar werknemer (directeur), die de auto mede heeft gebruikt voor privédoeleinden. X bv heeft voor het privégebruik van de auto geen vergoeding in rekening gebracht. Met ingang van 1 juli 2011 valt het privégebruik door een werknemer van de auto van de zaak niet meer onder het BUA. In plaats daarvan wordt de verstrekking ervan aangemerkt als een belastbaar feit.
In geschil is de hoogte van de over 2011 verschuldigde omzetbelasting in verband met het privégebruik van de auto’s. Meer in het bijzonder is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
1. Brengt de datum van wijziging van de regelgeving omtrent het privégebruik van de auto met zich dat X bv over het eerste halfjaar van 2011 geen omzetbelasting is verschuldigd over het privégebruik van de auto door haar werknemer?
2. Dient de correctie over het tweede halfjaar van 2011 beperkt te blijven tot de omzetbelasting die drukt op de aan X bv in rekening gebrachte kosten op basis van het door X bv berekende privégebruik?
Rechtbank Gelderland en in hoger beroep Hof Arnhem-Leeuwarden hebben beide vragen ontkennend beantwoord.
Tegen dit oordeel heeft X bv cassatieberoep ingesteld. Maar A-G IJzerman is van mening dat de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond dient te verklaren.
Het oordeel van het Hof is juist.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2011
Instantie
A-G
Datum instantie
8 maart 2016
Rolnummer
15/02004
ECLI
ECLI:NL:PHR:2016:83
bwbr0002629&artikel=4&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina