Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is eigenaar en bewoner van een landgoed. Op het landgoed bevinden zich verschillende monumenten, waaronder het Springerpark (hierna: het park). Het park is een zelfstandig rijksmonument en is ongeveer 12 hectare groot.

In 2008, 2009, 2010 en 2012 zijn door X aan (onderhouds)kosten voor het park betaald € 102.760, € 134.729, € 182.889 respectievelijk € 61.662. Door familie, vrienden en vrijwilligers zijn (onderhouds)werkzaamheden – 350 à 400 uur per jaar – verricht, waarvoor geen vergoeding is verstrekt.

X stelt in deze procedure dat alle gemaakte onderhoudskosten voor het park kwalificeren als aftrekbare uitgaven voor monumentenpanden (artikel 6.31 Wet IB 2001), met uitzondering van een bedrag van € 400 per jaar dat kwalificeert als niet-aftrekbare huurderslast.

De Inspecteur stelt dat rekening moet worden gehouden met een drempel inzake de onderhoudskosten van de monumentale tuin van € 10.000.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat voor de huurderslasten aansluiting moet worden gezocht bij de onderhoudskosten van een vergelijkbare tuin die niet beschikt over monumentale elementen. Een bedrag van € 10.000 als normaal onderhoud in verband met het gebruik en het genot van het park acht het Hof – in goede justitie – niet te hoog.

Het Hof acht aannemelijk dat de onbetaalde werkzaamheden deels hebben gezien op normaal onderhoud, zodat met het verrichten van deze onbetaalde werkzaamheden de omvang van de kosten van het normale onderhoud, en daarmee de drempel, wordt verkleind. De mate waarin dit is geschied is echter niet rekenkundig vast te stellen. Het Hof verlaagt de in de onderhavige jaren toe te passen drempel daarom in goede justitie met € 500 tot een bedrag van € 9.500.

De Hoge Raad heeft op 12 april 2019 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO

Om historische parken of tuinen in hun oude glorie te behouden, worden eigenaren geconfronteerd met hoge onderhoudskosten, al dan niet gepaard gaand met vele uren eigen arbeid of met de hulp van vrijwilligers. Dat blijkt ook uit de onderhavige zaak. Het geschil gaat over in hoeverre belanghebbende de gemaakte onderhoudskosten voor het rijksmonumentale park voor de jaren 2008 tot en met 2012 als persoonsgebonden aftrek in de zin van artikel 6.31 Wet IB 2001 in aftrek kan brengen. Onderhoudskosten voor tuinen of parken die zelfstandig als rijksmonument in de zin van de Monumentenwet 1988 (sinds 1 juli 2016: de Erfgoedwet) ingeschreven zijn, komen voor aftrek in aanmerking voor zover deze de gewone onderhoudslasten overstijgen die een huurder voor zijn of haar rekening dient te nemen.

Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag in welke mate de opgevoerde onderhoudskosten als niet-aftrekbare huurderslasten kunnen worden aangemerkt. De Inspecteur verwijst voor de onderbouwing van zijn standpunt naar een brief van de Belastingdienst Bureau Monumentenpanden (hierna: ‘BBM’) waarin weer wordt verwezen naar een (niet openbaar) Memo tuinkosten. Hof Arnhem-Leeuwarden constateert dat de BBM het drempelbedrag van € 10.000 heeft afgeleid uit de uitspraak van Hof Amsterdam van 4 juli 2003 en dat de Inspecteur dit bedrag heeft overgenomen. Het is dan ook begrijpelijk dat het Hof dit te kort door de bocht vindt. Elke historische tuin of elk park verschilt immers in oppervlakte, inrichting en samenstelling van beplanting. Belanghebbende is van mening dat de drempel van de huurderslast dient te worden verminderd met de daaraan toe te rekenen onbetaalde werkzaamheden van familie en vrijwilligers. Het Hof gaat op basis van de overgelegde stukken en foto’s daarin mee, maar voor een veel lager bedrag omdat het in dit concrete geval niet precies is vast te stellen in welke mate de onbetaalde werkzaamheden aan het huurdersdeel van het onderhoud zijn toe te rekenen. Het Hof stelt dit in goede justitie vast op € 500 en komt zodoende op een huurdersdrempel van € 9.500.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2008-2012
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
25 juni 2018
Rolnummer
17/00866 t/m 17/00869
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:5990
Auteur(s)
Samuel Griessen
Greenfeld belastingadviseurs & rentmeesters
NLF-nummer
NLF 2018/1739
Aflevering
16 augustus 2018
Judoreg
NFB1710
bwbr0011353&artikel=6.31,bwbr0011353&artikel=6.31

Naar de bovenkant van de pagina