Direct naar content gaan

Samenvatting

Verwijzingszaak n.a.v. HR 16 juli 2021, 20/01682, ECLI:NL:HR:2021:1153, NLF 2021/1552, met noot van Van der Vegt.

X (belanghebbende) woonde ten tijde van het overlijden in 2016 van erflaatster samen met haar zus en erflaatster meer dan vijf jaar samen in een in gemeenschappelijk bezit zijnde eigen woning. Ze stonden alle drie op hetzelfde adres ingeschreven in de BRP. Tussen de zussen is geen notarieel samenlevingscontract gesloten.

Na verwijzing door de Hoge Raad is bij verwijzingshof Den Bosch in geschil of X recht heeft op toepassing van de partnervrijstelling. Meer in het bijzonder is in geschil of X en erflaatster kwalificeren als partners op grond van artikel 1a SW 1956.

Het verwijzingshof oordeelt dat hoewel een strikt letterlijke uitleg van artikel 1a, lid 3, onderdeel e, SW 1956 meebrengt dat X kwalificeert als partner, een dergelijk resultaat evident niet strookt met de bedoeling van de wetgever te borgen dat iedereen maar één fiscale partner kan hebben en om niet meer te voorzien in fiscaal partnerschap bij meerrelaties. Het resultaat zou ook niet stroken met de tijdens de parlementaire behandeling van de per 1 januari 2010 gewijzigde Successiewet 1956 gedane uitlating van de staatssecretaris dat hij geen aanleiding ziet een uitzondering te creëren voor broers en zusters die in de ouderlijke woning zijn blijven wonen. Al wat X hiertegenover heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het hoger beroep is ongegrond. Dit betekent dat X geen recht heeft op toepassing van de partnervrijstelling.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
16 november 2022
Rolnummer
21/00996
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:3964
Auteur(s)
mr. dr. N.C.G. Gubbels
Tilburg University/Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2023/1422
Aflevering
29 juni 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5840
bwbr0002226&artikel=1a,bwbr0002226&artikel=32&lid=1,bwbr0002226&artikel=1a

Naar de bovenkant van de pagina