Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende), opgericht in 1972, is belast met de uitvoering van een voor beroepsvoetballers in Nederland in het leven geroepen overbruggingsregeling. X beheert hiertoe een fonds.

X en de Inspecteur zijn in een vso overeengekomen welk land het recht op belastingheffing toekomt over de overbruggingsuitkeringen wanneer een uitkeringsgerechtigde naar het buitenland verhuist. Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 19 mei 2017 (16/02463, ECLI:NL:HR:2017:913) heeft de Inspecteur zijn standpunt gewijzigd. Partijen hebben besloten een proefprocedure te starten.

Op 1 januari 2018 ontving gewezen beroepsvoetballer A een overbruggingsuitkering uit het fonds (hierna: de uitkering). Hij woonde toen in Australië. X heeft op de uitkering, in overeenstemming met de vso, geen loonbelasting ingehouden, nu Australië op grond van artikel 18 Verdrag Nederland-Australië (hierna: Verdrag) heffingsbevoegd is. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat wel loonbelasting verschuldigd is op grond van artikel 17 Verdrag.

Bij Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of de uitkering is aan te merken als een lijfrente als bedoeld in artikel 18 Verdrag. Dat is volgens het Hof het geval. Volgens het Hof staat de omstandigheid dat een recht op uitkeringen opkomt in het kader van een dienstbetrekking niet aan de kwalificatie van lijfrente in de weg. Van belang is voor wiens rekening de verschuldigde premies komen. Naar het oordeel van het Hof is de gehele premie een werknemersbijdrage, waardoor de uitkering onder het verdrag kwalificeert als lijfrente.

De staatssecretaris heeft cassatieberoep ingesteld.

Volgens A-G Niessen is de gehanteerde toetssteen van de Hoge Raad de vraag of sprake is van een ‘voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde’ en niét de vraag of sprake is van een dienstbetrekking. In de tekst van de lijfrentedefinitie van het verdrag doet het alleen ertoe of de premiestorting een toereikende dekking levert voor het recht op en de betalingen uit de uitkering. Daar dit laatste het geval is, is volgens de A-G in de begripsvorming van het Verdrag dus sprake van een lijfrente.

Het cassatieberoep is ongegrond, concludeert de A-G.

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2018
Instantie
A-G
Datum instantie
26 juli 2022
Rolnummer
21/04113
ECLI
ECLI:NL:PHR:2022:724
Auteur(s)
mr. E. Swaving Dijkstra
HCSD Tax Advisors
NLF-nummer
NLF 2022/1718
Aflevering
8 september 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5205
bwbv0001493&artikel=18,bwbv0001493&artikel=18

Naar de bovenkant van de pagina