Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan X is door zijn in de VS gevestigde ex-werkgever een ontslagvergoeding betaald in de vorm van een recht op periodieke uitkeringen. Dit recht is ondergebracht in een stamrecht-bv. Het geschil spitst zich toe op de vraag of een door de stamrecht-bv gedane periodieke uitkering in Nederland belastbaar is of niet.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft onder verwijzing naar HR 11 juni 2004, 37.714, ECLI:NL:HR:2004:AF7812, geoordeeld dat de ontslagvergoeding valt onder artikel 19 (het pensioenartikel) van het Verdrag Nederland-VS (hierna: Verdrag). Het heffingsrecht komt volgens de Rechtbank in casu toe aan Nederland.

Hof Den Bosch heeft vooropgesteld dat artikel 19 Verdrag als lex specialis voorgaat op artikel 16 Verdrag (het loonartikel). Naar zijn oordeel kwalificeert de ontslagvergoeding in haar geheel als lijfrente als bedoeld in artikel 19, lid 1, Verdrag. De heffing over de lijfrente komt dan toe aan Nederland.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld.

De Hoge Raad stelt voorop dat het Verdrag uitsluitend betrekking heeft op de heffing van (loon)belasting en niet op de heffing van premies volksverzekeringen. Daarom kan het cassatieberoep van X niet slagen met betrekking tot het premiedeel van de loonheffing.

De Hoge Raad oordeelt voorts dat een stamrechtuitkering niet kan worden gelijkgesteld met een lijfrente in de zin van het Verdrag. Het Hof heeft, oordelend als voormeld, niet in zijn beoordeling betrokken de stelling van de Inspecteur dat de uitkering soortgelijk is aan een pensioenuitkering en dat artikel 19 Verdrag om die reden de belastingheffing toewijst aan de woonstaat Nederland.

De zaak is verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden voor een nadere beoordeling van de aard van de uitkering. Indien naar het oordeel van het verwijzingshof geen sprake is van pensioen, dient het voorts te onderzoeken of Nederland over de uitkering kan heffen op grond van artikel 16 Verdrag. In dat verband zal onderzocht moeten worden of de ontslagvergoeding ten laste is gekomen van een Nederlandse werkgever van X en niet is doorbelast naar de VS, zoals de Inspecteur subsidiair bij de Rechtbank heeft gesteld (vgl. HR 11 juni 2004, 37.714, ECLI:NL:HR:2004:AF7812 en 38.112, ECLI:NL:HR:2004:AF7816).

Contrair Conclusie A-G Niessen.

Toewijzing heffingsbevoegdheid stamrechtuitkering: Nederland of VS?

De discussie in deze zaak betreft het antwoord op de vraag of de heffing over de stamrechtuitkering moet worden toegewezen aan de VS op grond van artikel 16, lid 1, Verdrag Nederland-VS (inkomsten uit dienstbetrekking), dan wel aan Nederland op grond van artikel 19 van hetzelfde belastingverdrag dat ziet op pensioenen, lijfrenten en alimentatie-uitkeringen. Hof Den Bosch heeft hierover op 1 april 2016 uitspraak gedaan en geoordeeld dat de ontslagvergoeding als een lijfrente moet worden aangemerkt en om die reden niet meer wordt toegekomen aan het werknemersartikel. De heffing over de lijfrente zou daarom aan Nederland als woonstaat toekomen.

Hoge Raad: ‘stamrecht is geen lijfrente’; verwijzing voor nadere analyse toepasselijke toewijzingsregel (pensioen-, werknemersartikel)

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2011
Instantie
HR
Datum instantie
19 mei 2017
Rolnummer
16/02463
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:913
Auteur(s)
mr. dr. A.S. Cools
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2017/1215
Aflevering
1 juni 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB492
,bwbr0002471&artikel=11,bwbr0002471&artikel=11

Naar de bovenkant van de pagina