Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 17 juni 2014 is een bedrag van € 19.500.000 door de Belastingdienst overgemaakt op de bankrekening van X (bv; belanghebbende). Aan deze betaling lag ten grondslag een ambtshalve, op de voet van artikel 65 AWR, genomen beschikking met dagtekening 14 juni 2014. De ten name van X genomen beschikking vermeldt een terug te geven bedrag van € 19.500.000 aan dividendbelasting. De beschikking is frauduleus opgemaakt door Belastingambtenaar G.

Aan X is ter correctie van de ten onrechte bij de verminderingsbeschikking verleende teruggaaf, een navorderingsaanslag vpb 2012 opgelegd. In geschil is of navordering in dit geval mogelijk is.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat G ver buiten de grenzen van de door de Inspecteur aan hem gemandateerde bevoegdheden is getreden. De ambtshalve genomen beschikking van 14 juni 2014 is ongeldig, dient in dit geding volgens het Hof als non-existent te worden beschouwd en kan rechtens niet als grondslag hebben gediend voor betaling van het bedrag van € 19.500.000. Dit betekent dat navordering op de voet van artikel 16, lid 2, AWR niet mogelijk is, aldus het Hof.

De staatssecretaris heeft cassatieberoep ingesteld tegen het oordeel van het Hof dat sprake is van een non-existente beschikking. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep gegrond. Het oordeel is onjuist.

Een ambtshalve genomen beschikking houdende teruggaaf van dividendbelasting is een beslissing die valt binnen de grenzen van een mandaat zoals dat blijkens de feitelijke vaststellingen van het Hof aan G was verleend. Dit is niet anders indien wordt aangevoerd dat de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid frauduleus is.

X heeft de navorderingsaanslag in hoger beroep ook betwist op gronden die door het Hof nog niet zijn beoordeeld. De zaak is verwezen naar Hof Den Bosch om de gronden alsnog te beoordelen.

Het door X ingesteld cassatieberoep inzake de proceskosten wordt met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond verklaard.

Conform Conclusie A-G IJzerman (NLF 2018/1199, met noot van Jaeger).

Mandaatverlening

In de Algemene wet bestuursrecht is een complete afdeling (10.1.1) gewijd aan mandaatverlening door een bestuursorgaan. Blijkens artikel 10:1 Awb gaat het bij mandaat om de bevoegdheid in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. In tegenstelling tot bij delegatie van een bevoegdheid, blijft de mandaatgever gerechtigd om de gemandateerde bevoegdheid ook zelf uit te oefenen (artikel 10:7 Awb). De mandaatgever kan tevens (per geval of in het algemeen) instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid (artikel 10:6 Awb).

Binnen de grenzen?

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2012
Instantie
HR
Datum instantie
8 februari 2019
Rolnummer
17/03710
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:193
Auteur(s)
E.P. Hageman LLM
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2019/0540
Aflevering
7 maart 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2322
bwbr0002320&artikel=16&lid=2,bwbr0002320&artikel=16&lid=2,bwbr0005537&artikel=10:2,bwbr0005537&artikel=10:2,bwbr0005537&artikel=10:3,bwbr0005537&artikel=10:3

Naar de bovenkant van de pagina