Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X, ingeschreven als eenmanszaak, exploiteert een kap- en schoonheidssalon en heeft twee omzetbelastingnummers: één voor de salon en één voor verhuuractiviteiten. Zij vroeg een subsidie aan voor Q1 2021 (Tegemoetkoming vaste lasten) en ontving een voorschot van € 3.341,33. De minister van EZK heeft de subsidie uiteindelijk vastgesteld op € 0, omdat zij niet voldeed aan het vereiste van minimaal 30% omzetverlies ten opzichte van Q1 2019.

X stelt bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) dat de omzet uit verhuur buiten beschouwing moest blijven omdat deze tot haar privévermogen behoort.

Het CBb oordeelt echter dat de gehele omzet, inclusief verhuur, meetelt, omdat hierover omzetbelasting wordt betaald. De minister mag uitgaan van de aangiften omzetbelasting zoals vastgesteld in eerdere uitspraken (bijvoorbeeld CBb 11 januari 2022, 21/605, ECLI:NL:CBB:2022:5 en CBb 2 augustus 2022, 22/464 en 22/502, ECLI:NL:CBB:2022:491, NLF 2022/1553). De inschrijving bij de KvK vermeldt één onderneming, waardoor alle omzet meetelt.

Uit artikel 2.2.10, lid 5, van de TVL volgt dat de subsidie in ieder geval op € 0 wordt vastgesteld als het omzetverlies minder dan 30% bedraagt. De minister mocht daarom gebruikmaken van zijn bevoegdheid om op grond van artikel 4:46, lid 2, Awb de subsidie te verlagen. Het CBb ziet in wat X heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de minister daarvan in dit geval had moeten afzien.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2021
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum instantie
9 juli 2024
Rolnummer
23/501
ECLI
ECLI:NL:CBB:2024:441
NLF-nummer
NLF 2024/1698
Aflevering
16 juli 2024

Naar de bovenkant van de pagina