Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De werkgever van X (belanghebbende) heeft aan hem een Opel Zafira Tourer ter beschikking gesteld. De auto staat X zowel voor zakelijke als voor privédoeleinden ter beschikking. De auto heeft als datum eerste toelating 21 augustus 2015.

Niet in geschil is dat de werkgever bij de inhouding van loonheffing een bijtelling privégebruik in aanmerking dient te nemen. De werkgever heeft volgens het bepaalde in artikel 36c, lid 1, Wet LB 1964 (de overgangsregeling) een voordeel van 25% van de waarde van de auto op jaarbasis in aanmerking genomen.

X komt niet op tegen het bijtellingsregime als zodanig. Hij stelt dat de overgangsregeling, zoals deze na inwerkingtreding van de Wet uitwerking Autobrief II op 1 januari 2017 luidt, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 26 IVBPR en artikel 14 EVRM. Volgens X is sprake is van een ongeoorloofde ongelijke behandeling van gelijke gevallen doordat volgens de overgangsregeling voor de auto het bijtellingspercentage van 25% blijft gelden, terwijl voor een identieke auto met een datum eerste toelating na 31 december 2016 de bijtelling 22% is. X stelt verder dat sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het ongestoord genot van eigendom (artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM (EP)).

Rechtbank Den Haag heeft het beroep van X ongegrond verklaard. Zij heeft geoordeeld dat het gelijkheidsbeginsel van artikel 14 EVRM en 26 IVBPR niet is geschonden. Van de keuze van de wetgever om de overgangsregeling in te voeren, kan niet worden gezegd dat deze van redelijke grond is ontbloot. Volgens de Rechtbank is artikel 1 EP evenmin geschonden. X heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij wordt getroffen door een individuele en buitensporige last, dan wel een onredelijke last. Er is volgens de Rechtbank voorts geen onduidelijkheid die reden geeft tot het stellen van prejudiciële vragen.

X heeft sprongcassatie ingesteld.

Volgens A-G Niessen heeft de Rechtbank terecht en op juiste gronden geoordeeld dat het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel en van artikel 1 EP faalt.

Conclusie: het cassatieberoep is ongegrond.

Belastingheffing en auto’s: een lastig huwelijk

Ook de overgangsmaatregelen in de Wet Uitwerking Autobrief II zetten deze moeizame relatie op scherp. Sinds 1 januari 2017 is de bijtelling voor de ‘gewone’ auto van de zaak teruggebracht naar 22%, met name omdat het brandstofgebruik van nieuwe auto’s ten opzichte van oudere jaargangen flink is gedaald. De in artikel 36c, lid 1, Wet LB 1964 (wettekst 2017) opgenomen overgangsregeling bepaalt evenwel dat het ‘oude’ bijtellingspercentage van 25% blijft gelden voor auto’s die uiterlijk op 31 december 2016 voor het eerst in gebruik zijn genomen. De nieuwe, gunstiger regeling geldt dus niet voor bestaande gevallen.

De daarover gerezen ophef heeft geleid tot een proefprocedure. Gesteld wordt dat de overgangsregeling in strijd is met zowel het gelijkheidsbeginsel (artikel 14 EVRM en 26 IVBPR) als met het eigendomsrecht (artikel 1 EP). Rechtbank Den Haag stelt belanghebbende op beide punten in het ongelijk. Daarop wordt verder geprocedeerd.

Bovenstaande conclusie wortelt in sprongcassatie. Die verkorte weg naar de Hoge Raad is mogelijk indien er geen verschil bestaat over de feiten. En die feiten zijn kristalhelder. Aan belanghebbende is een Opel Zafira Tourer ter beschikking gesteld, die hij ook privé gebruikt. De auto heeft een cataloguswaarde van € 29.285 en is op 21 augustus 2015 in gebruik genomen. Er geldt daarom een bijtelling van 25%.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
januari 2017
Instantie
A-G
Datum instantie
27 februari 2018
Rolnummer
17/04934
ECLI
ECLI:NL:PHR:2018:201
Auteur(s)
mr. dr. S.M.H. Dusarduijn RB
Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2018/0681
Aflevering
29 maart 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1384
entry not found in index,bwbr0002471&artikel=36c,bwbr-eerste&artikel=1,bwbr-evrm &&artikel=14

Naar de bovenkant van de pagina