Tuinbouwlocaties terecht aangemerkt als afzonderlijke onroerende zaken
Hof Den Haag, 22 februari 2023
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten
- Jurisprudentie(97)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur
- Recent(4)
Samenvatting
X (belanghebbende) oefent op drie locaties een tuinbouwbedrijf uit. De onroerende zaken zijn elk afzonderlijk voor het productieproces van een tomatenkwekerij uitgerust en operationeel.
De Heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaken (de locaties) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op resp. € 2.068.000, € 6.260.000 en € 3.148.000.
In geschil is of de objectafbakening van de locaties voor de toepassing van de Wet WOZ op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. X betoogt dat sprake is van één object voor de Wet WOZ (samenstel).
Rechtbank Rotterdam en in hoger beroep Hof Den Haag geven X geen gelijk. Aangezien onmiskenbaar geografische samenhang ontbreekt tussen de onroerende zaken vormen de drie onroerende zaken geen samenstel. Dit geldt ook voor de twee tuinbouwbedrijven die op een afstand van 600 meter door een fietspad met elkaar zijn verbonden. De door X gestelde omstandigheden leiden niet tot een ander oordeel. Het hoger beroep is ongegrond.
BRON
Uitspraak van 22 februari 2023 in het geding tussen:
X hodn X-1, te Z, belanghebbende, (gemachtigde: E. Staas)
en
de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling, de Heffingsambtenaar, (vertegenwoordiger: …) inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 27 juli 2022, nummers ROT21/1484, ROT21/3413 en ROT21/3414.
Procesverloop
1.1. De Heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen van 29 februari 2020 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde per 1 januari 2019 van de onroerende zaken, plaatselijk bekend [adres 1] te [woonplaats 1] , [adres 2] te [woonplaats 2] en [adres 3] te [woonplaats 3] voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op respectievelijk € 2.068.000, € 6.260.000 en € 3.148.000 (de beschikkingen).
1.2. Met de beschikkingen zijn in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de door de gemeente Lansingerland aan belanghebbende voor het jaar 2020 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelasting ter zake van de eigendom en het gebruik van de onroerende zaken alsmede de door de gemeente aan belanghebbende opgelegde aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing ter zake van het gebruik van de onroerende zaken (de aanslagen).
1.3. Bij in één geschrift bekend gemaakte uitspraken op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar tegen de beschikkingen en de aanslagen ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Er is € 49 aan griffierecht geheven. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 136. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.6. De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 januari 2023. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
2.1. Belanghebbende, die onder de naam [A] een tuinbouwbedrijf voor het telen van verschillende tomatenrassen exploiteert, is op 1 januari 2020 eigenaar en gebruiker van de onroerende zaken. [adres 1] , [adres 3] en [adres 2] zijn respectievelijk sinds 2000, 2006 en 2016 bij belanghebbende in eigendom.
2.2. [adres 1] heeft een perceeloppervlakte van 52.270 m², [adres 3] heeft een perceeloppervlakte van 72.378 m² en [adres 2] heeft een perceeloppervlakte van 83.306 m². De onroerende zaken zijn glastuinbouwlocaties, bestaande uit glasopstanden, opslagruimtes met koelcellen, verpakkingsruimtes, kantines/kleedruimtes en sanitair voor personeel en kantoorruimtes. De onroerende zaken hebben een eigen bewatering- en bemestingssysteem en warmtekrachtkoppeling.
2.3. Het productieproces van de tomaten vindt op alle drie onroerende zaken plaats. De tomatenplanten blijven steeds op één onroerende zaak staan. De teeltcycli zijn zo op elkaar afgestemd dat jaarrond tomaten kunnen worden geleverd. Er vindt transport plaats tussen de onroerende zaken, bijvoorbeeld om een deel van de geteelde tomaten te verpakken, teeltmachines op de verschillende locaties te kunnen gebruiken en koelcellen optimaal te benutten. Het personeel van belanghebbende is op alle drie onroerende zaken werkzaam.
2.4. De afstand tussen [adres 1] en [adres 2] bedraagt 4.160 meter en tussen [adres 2] en [adres 3] 4.100 meter. Tussen [adres 1] en [adres 3] bedraagt de afstand hemelsbreed 464 meter en over het fietspad 600 meter. Over het fietspad is vervoer mogelijk met een vorkheftruck. Vervoer met een vrachtauto of auto kan alleen via de weg plaatsvinden. De afstand tussen [adres 1] en [adres 3] bedraagt in dat geval een kilometer.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
4.1 Tussen partijen is primair in geschil of de onroerende zaken een samenstel vormen als bedoeld in artikel 16, aanhef en letter d, Wet WOZ. Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en de Heffingsambtenaar ontkennend. Subsidiair is in geschil of [adres 1] en [adres 3] een dergelijk samenstel vormen. Belanghebbende beantwoordt ook die vraag bevestigend en de Heffingsambtenaar ontkennend.
4.2. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en primair tot vernietiging van alle uitspraken op bezwaar, beschikkingen en aanslagen en subsidiair tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de beschikkingen en de aanslagen die betrekking hebben op [adres 1] en [adres 3] .
4.3. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beoordeling van het hoger beroep
Juridisch kader
5.1. Artikel 16 Wet WOZ bepaalt – voor zover van belang – :
5.2. In de Memorie van Toelichting is artikel 16, aanhef en letter d, Wet WOZ als volgt toegelicht:
5.3.1. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AD6058, BNB 2003/270 (het zogenoemde Schiphol-arrest), het volgende geoordeeld:
5.3.2. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3060, BNB 2010/12) het volgende geoordeeld:
5.3.3. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1328, BNB 2017/180 het volgende geoordeeld:
Beoordeling
6.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de onroerende zaken elk afzonderlijk een samenstel als bedoeld in artikel 16, aanhef en letter d, Wet WOZ vormen. Het Hof zal partijen hierin volgen. Voorts is niet in geschil dat de onroerende zaken bij belanghebbende zowel in eigendom als in gebruik zijn.
6.2. Bij de beoordeling of sprake is van een samenstel van eigendommen die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen, moeten objectief bezien alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, in aanmerking worden genomen.
6.3. Uit de overgelegde kaart blijkt dat alle onroerende zaken alleen over openbare wegen kunnen worden bereikt. De afstand tussen de onroerende zaken [adres 1] en [adres 2] bedraagt 4.160 meter, die tussen [adres 2] en [adres 3] bedraagt 4.100 meter. De onroerende zaken [adres 1] en [adres 3] zijn onderling op een afstand van 600 meter door een fietspad met elkaar verbonden (hemelsbreed 464 meter). Over de gewone weg is de afstand tussen deze onroerende zaken ongeveer 1.000 meter. Tussen de onroerende zaken bevinden zich (water)wegen en percelen met kasopstanden, woonhuizen en andere gebouwde en ongebouwde eigendommen die in eigendom en gebruik zijn bij derden. Nu gelet op de hiervoor geschetste feiten onmiskenbaar geografische samenhang ontbreekt tussen de onroerende zaken [adres 2] en [adres 1] en [adres 2] en [adres 3] , vormen deze drie onroerende zaken geen samenstel. Gelet op een en ander geldt zulks ook voor de onroerende zaken [adres 1] en [adres 3] . Tussen deze twee onroerende zaken ontbreekt ook de geografische samenhang en zij vormen daarom evenmin een samenstel. Het Hof leidt uit hetgeen de Hoge Raad in het Schipholarrest heeft geoordeeld (zie het citaat hiervoor in 5.3.1.) af dat wanneer, zoals in dit geval, tussen de onroerende zaken onmiskenbaar geografische samenhang ontbreekt, de onroerende zaken niet bij elkaar horen in de zin van artikel 16, lid 3, Wet WOZ en geen samenstel zijn. Het standpunt van belanghebbende dat reeds sprake is van geografische samenhang in het geval de onroerende zaken in dezelfde gemeente zijn gelegen, berust naar het oordeel van het Hof op een onjuiste rechtsopvatting.
6.4. Dat wordt niet anders – integendeel – wanneer de volgende omstandigheden daarbij in onderling verband in aanmerking worden genomen. De genoemde onroerende zaken zijn elk afzonderlijk voor het productieproces van de tomatenkwekerij uitgerust en operationeel, en beschikken over eigen kassen, koelruimtes, verpakkingsruimten, kantines/kleedruimtes met sanitair en kantoorruimtes. De onroerende zaken hebben een eigen bewatering- en bemestingssysteem en warmtekrachtkoppeling. De onroerende zaken kunnen afzonderlijk van elkaar worden verkocht en afzonderlijk van elkaar worden gebruikt.
6.5. Aan het in 6.3 en 6.4 overwogene doet voorts niet af dat bedrijfseconomisch en
-organisatorisch gezien sprake is van enige samenhang, aangezien ervoor is gekozen het bedrijfsproces zo in te richten dat een bepaalde soort tomaten slechts kan worden verpakt op een van de drie locaties, een teeltmachine wordt uitgewisseld tussen de locaties, over het fietspad tussen [adres 1] en [adres 3] met een vorkheftruck wordt gereden om een teeltmachine uit te wisselen, de bedrijfsvoering centraal wordt aangestuurd en personeel op alle drie de locaties werkt. Deze omstandigheden berusten echter op een subjectieve keuze van de ondernemer om zijn bedrijfsproces op een bepaalde manier in te richten, en laten onverlet dat de onroerende zaken ieder voor zich operationeel zijn voor de tomatenteelt, ook als die jaarrond plaatsvindt. Ook de omstandigheid dat vanaf de weg zichtbaar is door middel van een aanduiding dat de onroerende zaken bij dezelfde onderneming in gebruik zijn, legt onvoldoende gewicht in de schaal.
6.6. De verwijzing door belanghebbende naar de uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant van 20 april 2018, ECLI:RBOBR:2018:1978 met betrekking tot een scholencomplex, brengt het Hof evenmin tot een ander oordeel. De feiten en omstandigheden in die zaak zijn niet vergelijkbaar met het onderhavige geval, al was het maar omdat er in die zaak ten aanzien van voorzieningen en faciliteiten een zeer grote afhankelijkheidsrelatie bestond tussen de diverse locaties. Het primaire en het subsidiaire standpunt van belanghebbende falen.
Slotsom
6.7. Naar volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, is het hoger beroep ongegrond.
Proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door H.A.J. Kroon, A. van Dongen en M.J.M. van der Weijden, in tegenwoordigheid van de griffier Y. Postema. De beslissing is op 22 februari 2023 in het openbaar uitgesproken.