Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is de Nederlandse dochtervennootschap van een grote financiële instelling, waarvan de moedervennootschap in de Verenigde Staten gevestigd is. X stelt dat zij gedurende een reeks van jaren een pakket AEX-aandelen aan concernvennootschap Z (Plc.) heeft uitgeleend. Deze aandelenlening wordt volgens X voordat dividend wordt uitgekeerd telkens en voor korte duur afgelost, opdat zij de op de dividenden ingehouden dividendbelasting met de door haar verschuldigde vennootschapsbelasting kan verrekenen.

De Inspecteur heeft met een navorderingsaanslag vpb 2007/2008 een bedrag van € 39.249.246 aan vpb nagevorderd van X. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag van de door X geclaimde verrekening van dividendbelasting. De Inspecteur stelt dat sprake is van dividendstripping. Voorts heeft de Inspecteur voor latere jaren vanwege administratieve gebreken een informatiebeschikking genomen.

Rechtbank Noord-Holland heeft de informatiebeschikking en de navorderingsaanslag vernietigd.

Volgens Hof Amsterdam is niet aannemelijk geworden dat de juridische eigendom van de aandelen die – naar X heeft gesteld – aan Z waren uitgeleend, telkens voordat er een dividend op die aandelen werd uitgekeerd (tijdelijk) op X is overgegaan.

Voorts is niet aannemelijk geworden dat X de uiteindelijk gerechtigde is geworden tot het dividend waarop de dividendbelasting die zij wenst te verrekenen is ingehouden. Dit betekent dat – ook ingeval X zou moeten worden aangemerkt als juridisch eigenaar van de dividenden – de door X voor het jaar 2007/2008 gestelde dividendbelasting niet met de door haar verschuldigde vennootschapsbelasting kan worden verrekend. De navorderingsaanslag is daarom terecht opgelegd.

Het Hof oordeelt verder dat X niet aan de op haar rustende administratie- en bewaarplicht heeft voldaan. In zoverre is de in geschil zijnde informatiebeschikking terecht genomen. Voor zover de informatiebeschikking betrekking heeft op het niet voldoen aan de informatieplicht, is deze ten onrechte genomen.

Het Hof komt niet toe aan de vraag of artikel 25, lid 2, tweede volzin, Wet VpB 1969 van toepassing is dan wel of sprake is van fraus legis.

Dekt de vlag de lading wel, is een vraag die kan opkomen bij bestudering van deze Hofuitspraak. De rechter is geroepen om een oordeel te vellen in een zaak waar de feiten niet of nauwelijks kunnen worden vastgesteld. Partijen sluiten overeenkomsten, maar handelen vervolgens anders. Bepaalde gegevens worden niet vastgelegd, dan wel op een wijze die voor verschillende uitleg vatbaar is. De Belastingdienst doet daar nog een schepje bovenop: aan de hand van eigen onderzoek, zowel derdenonderzoek als het napluizen van publiekelijk toegankelijke bronnen, brengt de Inspecteur beweringen in als vaststaande feiten. Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat het Hof twee volle zittingsdagen nodig had om in ieder geval een begin van orde in de chaos te scheppen. Uiteraard had de Rechtbank dat al eerder gedaan, maar in hoger beroep werden niet alleen nieuwe stellingen betrokken, maar werd ook veel (vermeend) nieuw feitenmateriaal aangedragen om de oude en de nieuwe stellingen te schragen. Uiteindelijk hakt het Hof de knopen ten faveure van de fiscus door, want ontwarren van de kluwen blijkt nagenoeg onmogelijk. Dat leidt tot een uitkomst die diametraal staat op die van de Rechtbank. Een groot aantal rechtsoverwegingen heeft het Hof nodig om tot zijn oordeel te komen. Hiermee wekt het Hof de schijn dat sprake is van ontwarren en niet van het doorhakken van de fiscaalrechtelijke knopen. Als lezer blijf ik met veel onbeantwoorde feitelijke vragen achter. Toch heb ik daar vrede mee, want meer materiaal en/of meer zittingsdagen zouden slechts tot een grotere kluwen hebben geleid en niet noodzakelijkerwijs tot een betere of juiste (?) uitkomst.

Casus

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2007/2008
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
12 mei 2020
Rolnummer
18/00318 en 18/00319
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:1189
Auteur(s)
prof. dr. R.P.C.W.M. Brandsma
PwC / Universiteit van Amsterdam / Nyenrode
NLF-nummer
NLF 2020/1329
Aflevering
11 juni 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3321
bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=52,bwbr0002320&artikel=52,bwbr0002672&artikel=25,bwbr0002672&artikel=25&lid=2,bwbr0002672&artikel=25

Naar de bovenkant van de pagina