Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(11)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) was een (groot)aandeelhouder en/of bestuurder van vennootschappen, die in een constructie zijn betrokken waarbij via een keten van transacties de prijs van in te voeren kippenvlees is opgedreven om de heffing van aanvullende douanerechten te ontlopen. Deze aanvullende douanerechten zijn van X nagevorderd door uitreiking van in totaal zes utb’s. Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat voornoemde constructie misbruik van recht vormt. Het tegen dit oordeel ingestelde cassatieberoep is op 30 september 2016 door de Hoge Raad (14/02785, ECLI:NL:HR:2016:2195, NLF 2016/0478, met noot van Spiessens) ongegrond verklaard. De zaak is toen geschorst omdat de Hoge Raad vijf prejudiciële vragen heeft voorgelegd aan het Hof van Justitie (HvJ) over de uitleg van het Unierecht. De vragen hebben betrekking op de reikwijdte van aansprakelijkheid op grond van artikel 201, lid 3, tweede alinea, CDW en de schorsing van de mededelingstermijn.

Het HvJ verklaart voor recht welke bescheiden als gegevens dienen voor de opstelling van de douaneaangifte. Voorts verklaart het HvJ voor recht dat ook degene die niet zelf de verkeerde gegevens voor de douaneaangifte heeft verstrekt, maar wel nauw betrokken is geweest bij een constructie als de onderhavige, als douaneschuldenaar kan worden aangemerkt. Ten slotte verklaart het HvJ voor recht tot op welk tijdstip het bedrag van de verschuldigde invoerrechten aan de douaneschuldenaar kan worden medegedeeld.

Deze casus betreft een situatie waarin belanghebbende en andere betrokkenen hebben getracht om door middel van een aantal listige kunstgrepen de heffing van aanvullende douanerechten op kippenvlees te voorkomen. Die kunstgrepen bestonden daarin dat transacties werden opgezet met geen ander doel dan het voorkomen van die heffing. Deze casus spitst zich toe op de vraag of belanghebbende tot de betaling van deze heffing kan worden aangesproken en, zo ja, of deze douaneschuld daartoe geacht kan worden tijdig aan hem te zijn medegedeeld.

Enkele opmerkingen vooraf

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
18 mei 2005 - 3 oktober 2006
Instantie
HvJ
Datum instantie
19 oktober 2017
Rolnummer
C‑522/16
ECLI
ECLI:EU:C:2017:778
Auteur(s)
mr. G.J. van Slooten
Baker & McKenzie
NLF-nummer
NLF 2017/2548
Aflevering
2 november 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB924
entry not found in index,bwbr-commun&artikel=201, 221

Naar de bovenkant van de pagina