Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft naar aanleiding van het Kerst-arrest de volledige box 3-heffing voor de jaren 2017 en 2018 teruggekregen.

Tussen partijen is niet in geschil dat de box 3-heffing in strijd met het EVRM is geheven. X heeft daarom naar het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden recht op een passende vergoeding voor het verlies dat zij als gevolg van de onverschuldigde betaling van belasting heeft geleden, hoewel de wet daarin niet voorziet. Het Hof verwijst daartoe naar artikel 41 EVRM en het arrest Darby (EHRM 23 oktober 1990, 11581/85, ECLI:CE:ECHR:1990:1023JUD001158185). De rentevergoeding is toegekend met toepassing van het belastingrentepercentage.

De staatssecretaris betoogt in cassatie primair dat het Hof ten onrechte een rentevergoeding heeft toegekend en subsidiair dat het Hof van een te hoog rentepercentage is uitgegaan.

A-G Pauwels meent – op basis van een analyse in de bijlage bij deze conclusie (ECLI:NL:PHR:2023:1221, NLF 2024/0245) – dat artikel 41 EVRM niet als basis kan dienen voor de Nederlandse belastingrechter om een rentevergoeding toe te kennen, omdat dat artikel een bepaling is die van toepassing is in een procedure voor het EHRM en er geen rechtsregel is die meebrengt dat de Nederlandse rechter die bepaling kan toepassen. Volgens de A-G is het echter niet verenigbaar met het in artikel 13 EVRM neergelegde recht op een effective remedy als een vergoeding van schade in de vorm van ’the loss of value of money over time’ zonder meer wordt uitgesloten. In het rechtstekort kan worden voorzien door de fiscale renteregelingen in zoverre buiten toepassing te laten dat deze niet verhinderen dat de belastingrechter wettelijke rente vergoedt op grond van artikel 8:73 Awb. Aansluiting bij het belastingrentepercentage is niet gepast, omdat de hoogte daarvan mede gebaseerd is op budgettaire motieven en dus ook op andere overwegingen dan alleen vergoeding van waardeverlies van geld door tijdsverloop.

Het Hof heeft dus – zij het op een andere grond – rentevergoeding kunnen toekennen. Wel had het daarbij de wettelijke rente moeten hanteren. Het cassatieberoep van de staatssecretaris is alleen om die reden gegrond, aldus de A-G.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2017-2018
Instantie
A-G
Datum instantie
22 december 2023
Rolnummer
23/00771
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:1191
Auteur(s)
mr. dr. S.M.H. Dusarduijn RB
Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2024/0247
Aflevering
30 januari 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6210
bwbr0005537&artikel=8:73,bwbr0005537&artikel=8:73,bwbv0001000&artikel=13,bwbv0001000&artikel=13,bwbv0001000&artikel=41,bwbv0001000&artikel=41

Naar de bovenkant van de pagina