Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze zaak gaat het met name om de vraag of een grondstaffel (de gehanteerde kavelwaarde en de opbouw hiervan binnen een perceel) is aan te merken als een op de zaak betrekking hebbend stuk, als bedoeld in artikel 7:4, lid 2, Awb.

Hof Den Bosch heeft overwogen dat de Heffingsambtenaar de grondstaffel eerst heeft verstrekt als onderdeel van de nieuwe matrix bij zijn verweerschrift in hoger beroep. Het Hof heeft geconstateerd dat indien de nieuwe matrix en de oorspronkelijke matrix met elkaar worden vergeleken, blijkt dat er grote verschillen zijn in de grondwaarden, die zijn ontstaan doordat verschillende grondstaffels zijn gebruikt. Naar het oordeel van het Hof volgt uit artikel 40 Wet WOZ dat een belastingplichtige recht heeft op alle gegevens die van belang kunnen zijn voor het controleren van de voor zijn onroerende zaak vastgestelde waarde, een en ander met inachtneming van het belang van de privacy van anderen. Het Hof heeft vervolgens overwogen dat ook de grondstaffel in dit verband van belang kan zijn. In casu is daarvan volgens het Hof inderdaad sprake.

Het Hof heeft voorts geoordeeld dat ook afgezien van artikel 40 Wet WOZ de Heffingsambtenaar de grondstaffel in de bezwaarfase ter beschikking had moeten stellen van X, nu de gemachtigde van X hierom reeds in de bezwaarfase had verzocht. Immers, ingevolge artikel 7:4, lid 2, Awb dient de Heffingsambtenaar alle op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen ter inzage te leggen voor X gedurende ten minste een week. Naar het oordeel van het Hof had de Heffingsambtenaar de grondstaffel, als zijnde een op de zaak betrekking hebbend stuk als bedoeld in de zin van artikel 7:4, lid 2, Awb, ter inzage moeten leggen, en indien X bij de inzage om een afschrift daarvan had verzocht, hem dat moeten verstrekken. Gelet hierop had de Heffingsambtenaar het verzoek van X (een afschrift van) de grondstaffel te verstrekken niet mogen weigeren.

Desalniettemin vormt het ten onrechte weigeren om de grondstaffel te verstrekken voor het Hof geen aanleiding om de uitspraken op bezwaar te vernietigen, omdat de beschikte waarde, naar blijkt uit vergelijkbare objecten, niet te hoog is vastgesteld. Wel heeft het Hof de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de beroepsfase en de hogerberoepsfase.

Het college van burgemeester en wethouders (het College) heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld, onder aanvoering van vier middelen. X heeft daarop incidenteel beroep in cassatie ingesteld met één middel.

De Hoge Raad doet de zaak af met toepassing van artikel 81 Wet RO. Wat betreft het principale cassatieberoep wordt het College veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Wat betreft het incidentele cassatieberoep acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Conform Conclusie A-G IJzerman (NLF 2017/2785).

Op 17 augustus 2018 heeft de Hoge Raad diverse arresten gewezen die betrekking hebben op de uitleg van artikel 8:42 Awb. Voor een overzicht van deze arresten en de bijbehorende conclusies van de A-G, verwijs ik naar de noot van Berns bij het arrest met nummer 17/02730 (NLF 2018/1906).

Grondstaffel

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2014
Instantie
HR
Datum instantie
17 augustus 2018
Rolnummer
16/04497
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:1315
Auteur(s)
mr. R. Froentjes
EY
NLF-nummer
NLF 2018/1859
Aflevering
30 augustus 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1745
bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0007119&artikel=40,bwbr0007119&artikel=40

Naar de bovenkant van de pagina