Direct naar content gaan

Samenvatting

Dga X (belanghebbende) en A (bv) vallen vanaf 1 september 2011 onder het convenant van de toenmalige gemachtigde met de Inspecteur. De aangifte IB/PVV 2010 van X is door de Inspecteur behandeld als een aangifte afkomstig van een convenantklant en conform de ingediende aangifte vastgesteld. In de aangifte was de schuld van X aan A niet opgenomen.

Bij het afwikkelen van de aangifte vpb van A is de Inspecteur bekend geworden met de aanzienlijke schuldpositie van X aan A. De Inspecteur stelt dat in 2010 een uitdeling van A aan X in aanmerking moet worden genomen tot een bedrag van € 803.414, namelijk de som van de geldverstrekkingen per eind 2010. De Inspecteur heeft daarom een navorderingsaanslag aan X opgelegd. Voorts heeft hij een vergrijpboete opgelegd.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft het betoog van X verworpen dat de aanwezigheid van een in het kader van Horizontaal toezicht gesloten convenant leidt tot het in rechte te honoreren vertrouwen dat de aangifte zonder correctie gevolgd zal worden. Volgens het Hof is in 2010 sprake van een vermogensverschuiving van A naar X ter grootte van de gehele schuld. De Inspecteur heeft terecht en tot het juiste bedrag een uitdeling bij X in het inkomen begrepen. Naar het oordeel van het Hof heeft X zelf dermate lichtvaardig gehandeld dat hem grove schuld kan worden verweten. X was zich immers bewust van de onttrekking. Daaraan doet niet af dat X gebruik heeft gemaakt van een gerenommeerd kantoor. Hij heeft namelijk verzuimd de zorg te betrachten die redelijkerwijs van hem kon worden gevergd bij de samenwerking met dit kantoor. Gelet op de hoogte van het onttrokken bedrag had X informatie over de geldverstrekkingen moeten verstrekken aan de toenmalige gemachtigde, maar hij heeft dit klaarblijkelijk niet gedaan.

X heeft cassatieberoep ingesteld.

Het eerste middel berust op de opvatting dat de belastingplichtige erop mag vertrouwen dat navordering achterwege zal blijven indien de aanslag is vastgesteld in overeenstemming met een onder Horizontaal toezicht ingediende aangifte. Dit middel faalt.

Het tweede middel is gericht tegen het oordeel van het Hof over de te belasten uitdeling. Dit middel slaagt wel. Het Hof heeft de omstandigheden waaronder een onttrekking een winstuitdeling vormt miskend dan wel zijn oordelen onvoldoende gemotiveerd.

Ook het middel dat is gericht tegen de vergrijpboete slaagt. Het Hof had zijn oordeel dat X informatie over de geldverstrekkingen klaarblijkelijk niet heeft verstrekt aan de toenmalige gemachtigde, nader moeten motiveren. Verwijzing moet volgen voor een hernieuwd onderzoek naar de vragen of en, zo ja, tot welk bedrag van de geldverstrekkingen in 2010 een winstuitdeling aan X heeft plaatsgehad. Indien een winstuitdeling heeft plaatsgevonden, zal verwijzingshof Den Bosch opnieuw moeten beoordelen of het aan grove schuld van X is te wijten dat te weinig belasting is geheven ter zake van die winstuitdeling.

Anders, Conclusie A-G Niessen (NLF 2021/0887, met noot van Vetter).

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2010
Instantie
HR
Datum instantie
13 januari 2023
Rolnummer
20/01589
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:26
Auteur(s)
J.W.M. Verbaarschot MSc
PwC / Universiteit van Amsterdam
mr. N. van den Hoek
Jaeger Advocaten-belastingkundigen
NLF-nummer
NLF 2023/0254
Judoregnummer
JCDI:NFB5570
bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16&lid=1,bwbr0002320&artikel=67d&lid=1,bwbr0002320&artikel=67e&lid=1,bwbr0002320&artikel=67f&lid=1,bwbr0002672&artikel=10&lid=1,bwbr0011353&artikel=4.12,bwbr0049111&artikel=10.4&lid=3,bwbr0002320&artikel=16,bwbr0011353&artikel=4.12

Naar de bovenkant van de pagina