Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Op 16, 17 en 18 oktober 2013 heeft A in naam en voor rekening van X (GmbH; belanghebbende) aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van in totaal 6.136 zonnepanelen.

Voor de zonnepanelen is in alle aangiften Maleisië opgegeven als land van niet-preferentiële oorsprong.

De Inspecteur is echter van mening dat de zonnepanelen uit China komen, op basis waarvan X antidumpingrechten verschuldigd is. Daarom heeft hij aan X op 17 oktober 2016 een uitnodiging tot betaling (utb) uitgereikt ten bedrage van € 405.088,12 aan antidumpingrechten. Rechtbank Noord-Holland heeft de utb verminderd tot een bedrag van € 310.435,58 aan antidumpingrechten.

Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de Inspecteur heeft voldaan aan de bewijslast dat de ingevoerde zonnepanelen van niet-preferentiële Chinese oorsprong zijn, zodat antidumpingrechten verschuldigd zijn.

Anders dan de Rechtbank heeft geoordeeld, is het mogelijk een beroep te doen op artikel 220, lid 2, onderdeel b, CDW. Het beroep slaagt echter niet, omdat geen sprake is van een vergissing van de douaneautoriteiten.

Het Hof oordeelt ten slotte dat de Rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat in casu het percentage van het definitieve antidumpingrecht (41,3%) van toepassing is, omdat dit lager is dan het voorlopige antidumpingrecht (47,6%).

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2013
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
24 januari 2023
Rolnummer
22/00152
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:573
NLF-nummer
NLF 2023/0643
Aflevering
23 maart 2023

Naar de bovenkant van de pagina