Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is de bestuurder van A (bv), een bedrijf dat in twee plaatsen benzinestations exploiteert en handelt in oliën en brandstoffen. Het moederbedrijf van A is B bv, waarvan X ook bestuurder is.

In december 2017 startte de FIOD een onderzoek naar accijnsfraude bij A, waaruit bleek dat tussen 22 april 2015 en 31 augustus 2016 102 zendingen olie (3.335.291 liter) werden ontvangen van een bedrijf. Hoewel de facturen van dit bedrijf aangaven dat het veraccijnsde diesel betrof, bleek het eigenlijk om omgekatte smeeroliën te gaan, geleverd door andere bedrijven die zelf geen diesel hadden ingekocht en dus geen diesel konden verkopen.

Op 12 november 2020 werd X door de Belastingdienst geïnformeerd over een voorgenomen naheffingsaanslag van € 1.651.274,14, bestaande uit € 1.624.372,35 aan accijnzen en € 26.901,79 aan voorraadheffing. Dit omdat A volgens de bevindingen accijnsgoederen zou hebben gehad zonder dat daarvoor accijns was betaald, wat in strijd is met de Wet op de accijns.

Op 23 december 2020 werden de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente formeel opgelegd. De kern van het geschil is of deze naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

Volgens Rechtbank Noord-Holland is dat het geval. De Rechtbank stelt voorop dat op de Inspecteur de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat het door hem gestelde belastbare feit, in dit geval het voorhanden hebben dan wel het betrokken zijn bij het voorhanden hebben van onveraccijnsde accijnsgoederen, zich heeft voorgedaan. Naar het oordeel van de Rechtbank is de Inspecteur daarin geslaagd.

Wel constateert de Rechtbank dat de Inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, terwijl hij wel de beschikking had over het complete FIOD-dossier. Omdat X de feiten waarop de Inspecteur de naheffingsaanslag heeft gebaseerd – het voorhanden hebben dan wel betrokken zijn bij het voorhanden hebben van onveraccijnsde goederen – heeft erkend, verbindt de Rechtbank er geen gevolgen aan.

Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Accijnzen
Belastingtijdvak
1 april 2015 t/m 30 september 2016
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
15 april 2024
Rolnummer
21/7188
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:3682
NLF-nummer
NLF 2024/1613
Aflevering
2 juli 2024
bwbr0005251&artikel=1,bwbr0005251&artikel=1,bwbr0005251&artikel=2,bwbr0005251&artikel=2

Naar de bovenkant van de pagina