Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) drijft samen met haar echtgenoot in vof-vorm een brood- en banketbakkersbedrijf. Tot de huwelijksgemeenschap behoort een pand dat bestaat uit een winkelpand met werkplaats en een bovenwoning. De bovenwoning wordt verhuurd aan studenten.

X en haar echtgenoot hebben het gehele pand als keuzevermogen aangemerkt en tot het privévermogen gerekend. Voor het gebruik van het ondernemingsgedeelte brengt X aan de vof een vergoeding in rekening onder de noemer ‘huurkosten filiaal’.

In hoger beroep is in geschil of de tbs-regeling van toepassing is op het ondernemingsgedeelte van het aandeel van X in het pand. Dat is volgens Hof Den Haag niet het geval.

X en de echtgenoot zijn in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, en beide echtgenoten zijn bestuursbevoegd ten aanzien van het pand. Zij gebruiken het ondernemingsgedeelte van het pand in de onderneming die zij gezamenlijk in firmaverband drijven. Gelet hierop stelt X niet een deel van het ondernemingsgedeelte van haar aandeel in het pand ter beschikking aan de echtgenoot in de zin van artikel 3.91, lid 1, onderdeel a, Wet IB 2001. X gebruikt haar aandeel in het ondernemingsgedeelte van het pand volledig in haar eigen (subjectieve) onderneming. Het aandeel in het ondernemingsgedeelte van in casu € 50.000 valt bij X volledig in box 3. X mag voorts een gebruiksvergoeding van ten hoogste het voordeel uit sparen en beleggen ter zake van een bedrag van € 50.000 ten laste van de winst uit onderneming brengen.

De uitspraak van Rechtbank Den Haag wordt vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
20 oktober 2020
Rolnummer
19/00653
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:2240
NLF-nummer
NLF 2020/2674
Aflevering
10 december 2020
bwbr0011353&artikel=3.17&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.91&lid=3,bwbr0011353&artikel=5.1,bwbr0011353&artikel=3.17&lid=1,bwbr0011353&artikel=5.1

Naar de bovenkant van de pagina