Direct naar content gaan

Samenvatting

X, een Belg, woont in België en is dga van naar Belgisch recht opgerichte BVBA. De BVBA heeft in 2009 in Nederland werkzaamheden verricht voor een Nederlandse bv en daarmee een bruto-omzet gerealiseerd van € 1.215 per dag. De werkzaamheden zijn feitelijk uitgevoerd door X in Nederland. X heeft van de BVBA in 2009 een brutoloon van € 57.600 ontvangen, waarvoor hij in België is aangeslagen in de personenbelasting.

In geschil is of Nederland op grond van het Verdrag Nederland-België 2001 gerechtigd is om belasting te heffen over het door X genoten loon en, zo ja, of in dat geval artikel 12a Wet LB 1964 kan worden toegepast. 

Ten aanzien van de 183-dagenregeling als bedoeld in artikel 15, lid 2, onderdeel a, Verdrag Nederland-België 2001 heeft Hof Den Bosch overwogen dat een redelijke uitleg met zich brengt dat dagen die louter een privékarakter en geen enkele relatie met werk hebben, niet meetellen voor de 183-dageneis. Daarbij heeft het Hof meegewogen dat X elke werkdag op en neer reed tussen zijn woonplaats in België en zijn werk en niet over een pied-à-terre of appartement in Nederland beschikte of aldaar in een pension of hotel verbleef.

Het Hof oordeelde uiteindelijk dat Nederland niet heffingsbevoegd was ten aanzien van de verkregen beloning nu niet aan alle vereisten van artikel 15 Verdrag Nederland-België 2001 was voldaan. Derhalve is het Hof niet toegekomen aan de beantwoording van de vervolgvraag of artikel 12a Wet LB 1964 in de onderhavige zaak van toepassing was.

Volgens A-G Niessen moet bij de berekening van de 183-dagenperiode de ‘physical-presencemethode’ worden gehanteerd. Dit betekent dat naast de werkdagen ook andere dagen waarop een werknemer fysiek aanwezig is in de werkstaat, meetellen bij de toets of een werknemer meer dan 183 dagen in die staat is verbleven. De A-G meent dat de zaak moet worden verwezen om te onderzoeken of X in totaal meer dan 183 dagen in Nederland heeft verbleven. De A-G overweegt verder dat een Belgische BVBA kwalificeert als een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Het loon van X moet daarom worden bepaald met toepassing van de fictiefloonregeling van artikel 12a Wet LB 1964.

Conclusie: gegrondverklaring en verwijzing.

Belanghebbende is een in België woonachtige bestuurder en enig aandeelhouder (dga) van een feitelijk in België gevestigde BVBA. In 2009 heeft belanghebbende 181 dagen in Nederland gewerkt. In geschil is of Nederland onder het verdrag met België (hierna: Verdrag) mag heffen over het door belanghebbende genoten loon en, zo ja, of in dat geval de fictiefloonregeling toepassing kan vinden.

Gesloten systeem

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
A-G
Datum instantie
11 mei 2017
Rolnummer
16/03578
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:374
Auteur(s)
prof. dr. F.P.G. Pötgens
De Brauw Blackstone Westbroek/Vrije Universiteit
NLF-nummer
NLF 2017/1470
Aflevering
29 juni 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB545
bwbr0002471&artikel=12a,bwbr0002471&artikel=12a

Naar de bovenkant van de pagina