In deze procedure inzake een aan X (nv; belanghebbende) opgelegde aanslag vennootschapsbelasting 2012 wordt in cassatie onder meer geklaagd dat Hof Den Bosch de regels van een goede procesorde heeft geschonden. Reden hiervoor is dat (i) haar dga (74 jaar oud en niet bekend met moderniteiten als beeldverbindingen) in verband met COVID-19 niet op de zitting van het Hof aanwezig kon zijn, (ii) zijn deswege gedane verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling is afgewezen en (iii) hij als gevolg van een gebrekkige telefoonverbinding tijdens de zitting de standpunten van X niet (voldoende) naar voren heeft kunnen brengen.
Dit betoog slaagt in zoverre op de gronden die zijn vermeld in het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2021 (20/02393, ECLI:NL:HR:2021:505, NLF 2021/0935, met noot van De Roos), betreffende een IB-zaak van haar aandeelhouder.
De zaak is verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Conform Conclusie A-G Wattel (NLF 2021/1061, met noot van De Roos).
BRON
Arrest in de zaak van X nv te Z (hierna: belanghebbende) tegen de Staatssecretaris van Financiën op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 19 juni 2020, nr. 19/00292, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE18/00030) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door G.J.M.E. de Bont en A.B. Vissers, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door P, heeft een verweerschrift ingediend.
Namens belanghebbende is de zaak schriftelijk toegelicht door De Bont voormeld, advocaat te Amsterdam.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 19 april 2021 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie. Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de middelen
2.1. Middel II betoogt onder meer dat het Hof in deze zaak de regels van een goede procesorde heeft geschonden. Het middel slaagt in zoverre op de gronden die zijn vermeld in het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:505, betreffende de aandeelhouder van belanghebbende.
2.2. Gelet op hetgeen hiervoor in 2.1 is overwogen, kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. Middel I en middel II voor het overige behoeven geen behandeling. Verwijzing moet volgen.
3. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
draagt de Staatssecretaris van Financiën op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht van € 532 dat belanghebbende heeft betaald voor de behandeling van het beroep in cassatie, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 3.605 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2021.