Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De erven van X zijn eigenaar van een woning en een perceel grond met boomgaard, een werktuigenberging en een houten tuinhuis. Tussen de woning en het perceel zijn diverse woningen en zijstraten gelegen. De afstand tussen beide objecten is (minstens) 500 meter. De bestemming van het perceel volgens het bestemmingsplan is agrarisch.

De WOZ-waarden van de onroerende zaken zijn voor het tijdvak 2014 vastgesteld op € 170.000 (woning) en € 37.000 (perceel). Na bezwaar is de waarde van het perceel vastgesteld op € 33.000. De Heffingsambtenaar heeft de woning en het perceel derhalve niet als samenstel in de zin van artikel 16, aanhef en onderdeel d, Wet WOZ aangemerkt.

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de Heffingsambtenaar de woning en het perceel terecht als afzonderlijke onroerende zaken heeft aangemerkt. Het Hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat er geen (uiterlijke) kenmerken zijn die erop duiden dat de woning en het perceel één geheel vormen.

De erven hebben cassatieberoep ingesteld tegen dit oordeel, maar volgens A-G IJzerman is dat ongegrond. Volgens de A-G laten de stukken van het geding en de daaruit blijkende omstandigheden van het geval geen andere conclusie toe dan dat het onderhavige perceel en de woning niet als een samenstel kunnen worden aangemerkt.

De erven komen volgens de A-G ook tevergeefs op tegen het oordeel van het Hof dat de Heffingsambtenaar aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De A-G merkt op dat op een Heffingsambtenaar de bewijslast rust om aannemelijk te maken in hoeverre de door hem bij de waardebepaling in aanmerking genomen vergelijkingsobjecten vergelijkbaar waren met de onderhavige woning. De Heffingsambtenaar moet ingaan op betwiste punten. Volgens de A-G is het Hof uitgegaan van die maatstaven, terwijl de in dat kader gemaakte feitelijke afwegingen begrijpelijk te achten zijn.

Ten slotte komen de erven tevergeefs op tegen het oordeel van het Hof dat het houten tuinhuis geen waarde vertegenwoordigt en dat gelet hierop moet worden geoordeeld dat het perceel niet in hoofdzaak tot woning dient.

Ondanks dat de bewijslastverdeling inzake het afwerkingsniveau en de staat van onderhoud van de woning enerzijds en de vraag of de hobbyboomgaard voor de OZB als woning kwalificeert anderzijds, naar mijn smaak interessante kwesties zijn, beperk ik me vanwege het belang van de materie en de omvang van de noot tot de objectafbakening.

Objectafbakening

Er is sprake van één WOZ-object voor zover (delen van) onroerende zaken:

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2014
Instantie
A-G
Datum instantie
13 april 2017
Rolnummer
16/05306
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:355
Auteur(s)
mr. M.A. Smits
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2017/1231
Aflevering
1 juni 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB500
bwbr0007119&artikel=16,bwbr0007119&artikel=16,bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina