Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(45)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft de Nederlandse nationaliteit en was in de jaren 2011, 2012 en 2013 woonachtig in Nederland. In die jaren was hij in loondienst werkzaam op een binnenschip van een Nederlandse eigenaar. Ten behoeve van het schip is met dagtekening 1 september 2010 een Rijnvaartverklaring afgegeven. X stond in de onderhavige jaren op de loonlijst van J te Luxemburg.

Aan X is door de bevoegde Luxemburgse autoriteiten op 24 maart 2006 een E101-verklaring afgegeven. In de verklaring is opgenomen dat J de socialeverzekeringspremies van X betaalt.

Aan X zijn door de SVB op 9 augustus 2016 een besluit en een A1-verklaring afgegeven. In de A1-verklaring is medegedeeld dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is over de periode 2011-2013. Na bezwaar is bij uitspraak op bezwaar van de SVB van 26 januari 2017 de A1-verklaring ingetrokken.

In geschil is (onder meer) of X in de onderhavige jaren een vrijstelling van de heffing van premie volksverzekeringen toekomt.

Hof Den Bosch heeft aan de Hoge Raad de volgende prejudiciële vragen voorgelegd:

‘I. Dient aan het door Nederland niet naleven van de procedurevoorschriften in de basisverordening, de toepassingsverordening en het Besluit A1 de consequentie te worden verbonden dat de Inspecteur geen premie volksverzekeringen van een belanghebbende kan heffen, als een andere lidstaat deze belanghebbende reeds aan de toepassing van zijn sociale verzekeringswetgeving heeft onderworpen en reeds eerder van die belanghebbende sociale verzekeringspremies heeft geheven?

II. Is Nederland na 1 mei 2010 gebonden aan een voor deze datum door de bevoegde Luxemburgse autoriteit afgegeven E101-verklaring, terwijl deze aan een Rijnvarende afgegeven E101-verklaring op grond van artikel 7, lid 2, aanhef, onderdeel a, Verordening 1408/71 voor 1 mei 2010 niet kon worden geacht een E101-verklaring te zijn en deze E101-verklaring daarom Nederland niet bond voor deze datum?’

De zaak is aangehouden.

Het betreft hier wederom een zaak betreffende de premieheffing van een Rijnvarende. Hof Den Bosch heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld. Het Hof wil na het stellen van eerdere prejudiciële vragen met een aantal nieuwe prejudiciële vragen complete duidelijkheid krijgen.

Inleiding

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2011-2013
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
27 september 2018
Rolnummer
17/00636 t/m 17/00638
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:3983
Auteur(s)
prof. dr. M.J.G.A.M. Weerepas
Maastricht University
NLF-nummer
NLF 2018/2228
Aflevering
25 oktober 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1912
&bwbid=bwbr&artikel=7

Naar de bovenkant van de pagina