Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Op 6 oktober 2014 heeft de Inspecteur op grond van artikel 4 Verdrag Nederland-Jersey de autoriteiten van Jersey om informatie verzocht over een trust en X (belanghebbende). Het Verdrag is in werking getreden op 1 maart 2008. Uit artikel 11 Verdrag Nederland-Jersey volgt dat over de periode vóór 1 januari 2009 informatie kan worden opgevraagd indien het ‘criminal tax matters’ betreft.

In het informatieverzoek is het vakje ‘investigation or prosecution of criminal tax matters’ als ‘tax purpose for which the information is requested’ aangekruist.

Naar aanleiding van de door de autoriteiten van Jersey op het verzoek verstrekte informatie heeft de Inspecteur X vragen gesteld op grond van artikel 47 AWR teneinde na te gaan of vermogen van en daardoor inkomsten uit de Trust aan hem moeten worden toegerekend. Vervolgens heeft de Inspecteur aan X informatiebeschikkingen gegeven en heeft hij aangekondigd navorderingsaanslagen te zullen opleggen over de jaren 2002 tot en met 2012.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de Inspecteur ten onrechte in het informatieverzoek heeft vermeld dat sprake is van ‘criminal tax matters’. Voor zover de van de autoriteiten van Jersey verkregen informatie betrekking heeft op jaren vóór 1 januari 2009 is daarom sprake van onrechtmatig verkregen bewijs, aldus het Hof.

Het Hof heeft voorts aannemelijk geacht dat X wegens de ziekte van Alzheimer niet in staat is medewerking te verlenen. Daarom behoeven de vragen in de beide informatiebeschikkingen volgens het Hof alleen te worden beantwoord voor zover de toenmalige gemachtigde de benodigde informatie voorhanden heeft.


Tegen dit oordeel heeft de staatssecretaris cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond. Blijkens de in het informatieverzoek gegeven toelichting was het onderzoek van de Inspecteur gericht op het opzettelijk onjuist doen van belastingaangiften, strafbaar gesteld in artikel 69 AWR, in verband met in het buitenland ondergebracht vermogen. Een dergelijk onderzoek valt blijkens de bij het verdrag gegeven toelichting onder de reikwijdte van het begrip ‘criminal tax matters’ als bedoeld in artikel 3 Verdrag Nederland-Jersey. Het andersluidende oordeel van het Hof is onjuist.

Voorts oordeelt de Hoge Raad dat het Hof niet kon volstaan met de vaststelling dat X niet meer in staat is de procedure te begrijpen, vragen te beantwoorden of anderszins inlichtingen te verstrekken.

De zaak is verwezen naar Hof Den Bosch.

Anders: Conclusie A-G IJzerman (NLF 2023/0009, met noot van Van den Hoek).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2014
Instantie
HR
Datum instantie
22 september 2023
Rolnummer
21/03671
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1270
Auteur(s)
mr. T.H.A. Noë
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2023/2235
Aflevering
5 oktober 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB6008

Naar de bovenkant van de pagina