Direct naar content gaan

Samenvatting

Bij deze conclusie van A-G Wattel hoort een gemeenschappelijke bijlage (ECLI:NL:PHR:2023:442, NLF 2023/1027). In die gemeenschappelijke bijlage gaat de A-G in op de zogenoemde Schumacker-rechtspraak van het HvJ en op de gevolgen daarvan voor de inkomstenbelastingstelsels van de EU-lidstaten, met name Nederland.

Volgens de A-G is de Schumacker-rechtspraak onverenigbaar met EU-recht. Hij adviseert de Hoge Raad in de onderhavige zaak om de volgende prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ:

  1. Moet het arrest van het HvJ in de zaak X (C-283/15, ECLI:EU:C:2017:102, NLF 2017/0432, met noot van Pötgens, ook wel Spaanse voetbalmakelaar-arrest), mede gezien (i) de dwingende bepalingen van EU-verordeningen betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie en (ii) de zeer aanzienlijke dispariteiten tussen lidstaten bij a. de grondslagbepaling voor de inkomstenbelasting (zoals in casu een zeer gering Belgisch forfaitair vastgoedinkomen ad € 553 tegenover een Nederlands eigenwoningforfait ad € 7.500 en een in België belast reëel vermogensrendement ad € 329 tegenover een in Nederland belast fictief vermogensrendement ad € 56.687) en b. de omvang en aard van fiscale voordelen om rekening te houden met de persoonlijke en gezinsomstandigheden van de belastingplichtige (in casu in België een woonbonus ad maximaal € 2.280 tegenover in Nederland een hypotheekrenteaftrek ad € 29.822), aldus uitgelegd worden dat de evenredige inkomensbreukbenadering in dat arrest óók door de bronstaat/bronstaten gevolgd moet worden als de belastingplichtige door de toepassing van het toepasselijke belastingverdrag in zijn woonstaat (in casu België) zeer beperkt is onderworpen aan effectieve belastingheffing en daardoor de Belgische woonbonus slechts zeer beperkt kan verzilveren?
  2. Zo nee, tot welke tegemoetkoming verplicht het EU-recht de bronstaat/bronstaten dan wél als de belastingplichtige, zoals in casu, slechts een zeer beperkt deel van de woonstaat-tegemoetkomingen kan benutten omdat zijn aan de woonstaat toegewezen inkomen te laag is om die tegemoetkomingen, zoals in casu de Belgische woonbonus, volledig te absorberen?
  3. Is daarbij van belang dat België geen hypotheekrenteaftrek kent zoals in Nederland, waardoor de Belgische en Nederlands tegemoetkomingen in aard en omvang onvergelijkbaar zijn en sprake is van een dispariteit?

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
A-G
Datum instantie
31 maart 2023
Rolnummer
22/02359
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:440
NLF-nummer
NLF 2023/1051
Aflevering
11 mei 2023
,bwbr0011353&artikel=7.8&lid=7

Naar de bovenkant van de pagina