Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 30 januari 2013 heeft de politie op de zolderverdieping van de woning van X (belanghebbende) een hennepkwekerij met 344 hennepplanten van ongeveer vier weken oud aangetroffen. De Inspecteur heeft inkomsten uit hennepkwekerij als resultaat uit overige werkzaamheden tot het inkomen over 2012 van X gerekend.

X heeft in bezwaar gesteld dat hij de woning heeft verhuurd. Hij is strafrechtelijk vrijgesproken voor het telen en de verkoop van hennep. De strafrechter, anders dan de officier van justitie, is ervan uitgegaan dat belanghebbende geen inkomsten uit de teelt en verkoop van hennep heeft genoten, doch ‘slechts’ inkomsten uit de verhuur van de kamer waarin de hennepkwekerij is aangetroffen (twee maanden à € 500 is € 1.000). X heeft verder aangevoerd dat de Inspecteur in strijd handelt met het in artikel 6, lid 2, EVRM neergelegde vermoeden van onschuld. Hij heeft daarbij verwezen naar het arrest van het EHRM van 23 oktober 2014 (27785/10 (Melo Tadeu tegen Portugal), ECLI:CE:ECHR:2014:1023JUD002778510). Het bezwaar is ongegrond verklaard. Rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X in 2012 een bedrag van (ten minste) € 29.442 aan niet verantwoorde hennepinkomsten heeft genoten.

X heeft hoger beroep ingesteld. Hij heeft reeds in bezwaar, en nadien in beroep en hoger beroep, gemotiveerd gesteld dat er een ‘link’ bestaat tussen de tegen hem gevoerde strafrechtelijke procedure en de onderhavige fiscale procedure.

Hof Arnhem-Leeuwarden acht deze stelling aannemelijk. Gelet hierop geldt het vermoeden van onschuld, zoals vervat in artikel 6, lid 2, EVRM. Het Hof verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2017 (15/05179, ECLI:NL:HR:2017:958) dat is gewezen naar aanleiding van het arrest Melo Tadeu. Het komt erop neer dat X, gelet op het vermoeden van onschuld dat in deze belastingprocedure aan de orde is, het voordeel van de twijfel krijgt. Voor omkering en verzwaring van de bewijslast bestaat geen grond. De Inspecteur slaagt er niet in aannemelijk te maken dat X in 2012 een bedrag van € 29.442 aan niet in de aangifte verantwoorde inkomsten heeft genoten. Nu X heeft erkend een bedrag van € 1.000 aan huurinkomsten niet te hebben verantwoord in zijn aangifte vervalt de correctie voor een bedrag van € 29.442 -/- € 1.000 = € 28.442.

Deze uitspraak gaat over de vraag in hoeverre het de Inspecteur vrij staat belasting te heffen over een vermeend feitencomplex waarover reeds door de strafrechter is geoordeeld. Zoals in de samenvatting is te lezen, is de belanghebbende in deze zaak veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten, waarbij een ontnemingsvordering is toegewezen voor een bedrag van € 1.000. Belanghebbende stelt zich in de fiscale procedure op het standpunt dat hij de kamer waarin de kwekerij is aangetroffen, verhuurd heeft en daar slechts € 1.000 mee heeft verdiend. Deze stelling correspondeert met de conclusie van de strafrechter. De correctie van de aangifte door de Inspecteur met ongeveer € 30.000 voor hennepinkomsten is onterecht en in strijd met de onschuldpresumptie, zo stelt hij.

Onschuldpresumptie

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2012
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
15 augustus 2017
Rolnummer
17/00010
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:7007
Auteur(s)
mr. B.J.G.L. Jaeger
Jaeger Advocaten-belastingkundigen
NLF-nummer
NLF 2017/2191
Aflevering
21 september 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB697
bwbr0002320&artikel=27e,bwbr0002320&artikel=27e,bwbr-evrm &&artikel=6,bwbr-evrm &&artikel=6

Naar de bovenkant van de pagina