Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een man en zijn echtgenote wonen sinds 1977 in Nederland en genieten sindsdien een bijstandsuitkering. De man is strafrechtelijk vervolgd voor diverse delicten. De man is door de strafkamer van Rechtbank Rotterdam vrijgesproken omdat het de strafrechter onmogelijk was vast te stellen of bij de verkrijging van het belastende bewijs voldaan was aan het zogenoemde Tallon-criterium. Er waren Duitse infiltranten ingezet en de strafrechter werd niet in staat gesteld om de infiltratie op rechtmatigheid, met name op mogelijke uitlokking te toetsen.
Het strafrechtelijk onbruikbare bewijs is door de inspecteur gebruikt om aan de man navorderingsaanslagen IB/PVV en vergrijpboetes op te leggen.
In geschil is of het strafrechtelijk onbruikbare bewijs (wél) mag worden gebruikt voor navordering en bestuurlijke beboeting.
Hof Amsterdam achtte het bewijsmateriaal weliswaar mogelijk onrechtmatig vergaard, maar niet onrechtmatig jegens de man, en zag daarom geen reden het gebruik ervan voor aanslagoplegging of voor boeteoplegging uit te sluiten. De man heeft daarop cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad overweegt dat de situatie zich kan voordoen dat voor de onderbouwing van een belastingaanslag en van een daarmee eventueel samenhangende bestuurlijke boete gebruik wordt gemaakt van bewijsmateriaal dat door de strafrechter voor bewijsdoeleinden onbruikbaar is verklaard.
Dit verschil is (uitzonderingen daargelaten) in beginsel aanvaardbaar en vormt geen inbreuk op artikel 6 van het EVRM.
Het Hof was in de onderhavige belastingzaak dan ook niet gebonden aan het (onherroepelijke) oordeel van de strafrechter over de rechtmatigheid van de verkrijging en de bruikbaarheid van bewijsmateriaal dat is ontleend aan het strafrechtelijke onderzoek, en waarop de Inspecteur zijn beslissing (mede) heeft gebaseerd, aldus de Hoge Raad.
Het cassatieberoep wordt met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond verklaard.
Anders A-G Wattel (cassatieberoep gegrond).

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
1998- 1999
Instantie
HR
Datum instantie
20 maart 2015
Rolnummer
13/03959
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:643

Naar de bovenkant van de pagina