Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De WOZ-waarde van een object, gelegen in Overloon, bestaande uit onder meer 18 recreatiewoningen, een clubhuis en golfbaan is voor het kalenderjaar 2016 vastgesteld op € 2.686.000.

De WOZ-waarde van het object is niet in geschil. Eigenaar X en gebruiker Y bv (belanghebbenden) komen in deze procedure op tegen de gemeentelijke heffingen.

De Heffingsambtenaar heeft volgens Rechtbank Oost-Brabant aannemelijk gemaakt dat het object niet in hoofdzaak tot woning dient. Het recreatiepark dient daarom aangemerkt te worden als 'niet-woning' als bedoeld in artikel 220a, lid 2, Gemw. Bij de heffing van de OZB eigenaar heeft de Heffingsambtenaar terecht het tarief voor niet-woningen toegepast en hij heeft terecht OZB gebruiker niet-woning geheven. De Rechtbank oordeelt verder, in het kader van artikel 220e Gemw, dat de door de Heffingsambtenaar gemaakte, voor de belanghebbenden meest gunstige, verdeling wonen/niet-wonen ertoe leidt dat 50,54% van de WOZ-waarde aan wonen wordt toegerekend. Gesteld noch gebleken is dat de woondelenvrijstelling hoger is. Toegepast op de door de Heffingsambtenaar voor het object vastgestelde waarde leidt dit percentage tot een hogere heffingsgrondslag voor de OZB gebruiker dan door de Heffingsambtenaar is gehanteerd, zodat de door de Heffingsambtenaar gehanteerde grondslag niet te hoog is.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum instantie
1 maart 2018
Rolnummer
17/498 en 17/497
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2018:924
NLF-nummer
NLF 2018/0670
Aflevering
22 maart 2018
bwbr0005416&artikel=220a,bwbr0005416&artikel=220a,bwbr0005416&artikel=220e,bwbr0005416&artikel=220e

Naar de bovenkant van de pagina